Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
18 november 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
2.Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
4.Bewijsoverwegingen
18 november 2018 een verklaring afgelegd. Zij verklaarde dat de aangeefster en de verdachte elkaar sinds maart of april kenden en dat de verdachte de aangeefster meermalen in het gezicht heeft geslagen. Alhoewel zij geen directe getuige was van de mishandelingen, heeft zij wel zichtbaar letsel gezien bij de aangeefster. Ook verklaarde zij dat de verdachte de telefoon van [benadeelde partij] had afgepakt. De vader van de aangeefster, getuige [getuige 3] , heeft eveneens letsel bij de aangeefster waargenomen. Ongeveer een jaar voor het afleggen van zijn verklaring op 28 november 2019 zag hij dat de aangeefster huilend kwam aanlopen, dat ze bont en blauw was en wondjes en bloed op haar rode gezicht en handen had. De aangeefster wilde hem toen niet vertellen wie dat letsel had veroorzaakt. Tot slot heeft ook [getuige 4] – de nicht van de aangeefster die in een woonboot woonde naast de woonboot waarin de aangeefster woonde – een verklaring afgelegd. Zij verklaarde – evenals de moeder van de aangeefster – dat zij regelmatig zag dat de aangeefster wondjes had op haar gezicht en dat haar gezicht opgezwollen was, waarover de aangeefster niet wilde vertellen. Ook verklaarde de getuige dat zij gedurende de periode dat de aangeefster in de woonboot woonde, geluiden hoorde uit de woonboot van de aangeefster waarvan zij dacht dat het met geweld te maken had.
28 maart 2019) bij haar thuis in de woonboot door de verdachte met een houten plank op haar hoofd en lichaam is geslagen. De verdachte zou op zoek zijn geweest naar een tweede telefoon, die zij aan de verdachte zou moeten geven. Ook verklaarde de aangeefster dat zij vervolgens door de verdachte tegen haar hoofd en lichaam is geschopt, waarna zij eventjes
outis geweest. In het ziekenhuis is op dezelfde dag letsel aangetroffen dat naar het oordeel van het hof past bij haar verklaring. Zo zijn op haar hoofd meerdere hematomen (bloeduitstortingen) aangetroffen, evenals op haar linkerbeen, linkerborst (
mamma links), en bij haar ribben (
ventraal links tpv costae). Voorts heeft een buurman van de aangeefster, getuige [getuige 1] , bij de politie verklaard dat een meisje, dat hij herkent als de bewoonster van de woonboot, op 28 maart 2019 rond 9.50 uur uit een raam van die woonboot klom, dat een jongen achter dat meisje aanliep en dat het meisje zei: “mijn telefoon is afgepakt door die jongen” en “hij heeft mij pijn gedaan”. Deze bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien met hetgeen het hof hiervoor met betrekking tot de giftige relatie van de aangeefster en de verdachte heeft vastgesteld – waaronder de verklaring van getuige [getuige 2] dat de aangeefster haar telefoon moest afstaan aan de verdachte – leveren naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd. De verweren worden dan ook verworpen.
5.Bewezenverklaring
hij op 28 maart 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [benadeelde partij] heeft mishandeld door deze (met een houten plank) tegen het lichaam en het hoofd te slaan en te schoppen.
6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.Strafbaarheid van de verdachte
8.Oplegging van straf en maatregel
2 jaren een contactverbod met het slachtoffer wordt opgelegd, waarbij per overtreding 1 week vervangende hechtenis wordt toegepast met een maximum van 6 maanden.
17 april 2025, nu op die datum arrest zou zijn gewezen als de zaak op 3 april 2025 inhoudelijk was behandeld. Dit neemt niet weg dat de redelijke termijn daarmee alsnog met 2 jaren en 3 maanden is overschreden. Daarin ziet het hof aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf met 2 maanden ter verminderen.
9.Vordering van de benadeelde partij
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedag 2] 2000 te [geboorteplaats 2] .
1 primair en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.750,00 (drieduizend zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
[benadeelde partij] , ter zake van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.750,00 (drieduizend zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
- 13 maart 2019 over een bedrag van € 3.000,00 ter zake van feit 1 en
- 28 maart 2019 over een bedrag van € 750,00 ter zake van feit 2.
2 december 2025.