ECLI:NL:GHAMS:2025:329
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- S. Jongeling
- P. Greve
- T.J. Kelder
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in eerste aanleg door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland was veroordeeld. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 17 juli 2023, maar op 13 januari 2025 heeft de raadsvrouw van de verdachte een akte ingediend waarin zij meedeelt dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 heeft het hof kennisgenomen van deze intrekking en de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep.
Het hof overwoog dat, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al was aangevangen, de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was. Desondanks concludeerde het hof dat er geen rechtens te respecteren belang was dat verdere behandeling van de zaak rechtvaardigde. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof werd genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit drie rechters, en is op dezelfde dag in openbare zitting uitgesproken. Het arrest is ondertekend door de griffier, maar één van de rechters was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.