ECLI:NL:GHAMS:2025:332

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-001852-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor openlijk geweld op NS Station Zandvoort na Formule 1

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van openlijk geweld gepleegd op 4 september 2021 op het perron van NS Station Zandvoort, na afloop van een Formule 1 evenement. De tenlastelegging omvatte geweld tegen twee personen, waarbij de verdachte zou hebben geslagen, geschopt en vastgepakt. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 januari 2025 heeft het hof de verklaringen van de verdachte, zijn zonen en de aangevers gehoord. De aangevers konden zich het voorval niet goed herinneren, en er waren geen andere getuigenverklaringen beschikbaar. Het hof concludeerde dat de verdachte niet met voldoende zekerheid kon worden aangemerkt als iemand die in vereniging geweld heeft gepleegd. De enkele aanwezigheid van de verdachte in een groep die geweld pleegt, was niet voldoende om hem als dader aan te merken. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het tenlastegelegde feit had begaan, en sprak hem vrij. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was ingediend, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001852-23
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-052430-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht. De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Zandvoort openlijk, te weten, op het (opengestelde) perron van NS Station Zandvoort en/of in de bij/naast/aan dat perron stilstaande trein , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen twee althans een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of een ander door die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of een ander te slaan en/of te schoppen en/of vast te pakken en/of tegen/op de grond/vloer te gooien,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 1], te weten
  • bone-bruise (botkneuzing) met reactieve weefselspanning en/of
  • verminderde mobiliteit, recidiverende pijnklachten en/of fysieke problemen in/bij (het) bekken en/of heup en/of bovenbeen (gebied) en/of
  • functionele problemen bij belasten, staan, lopen en traplopen,
ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd, ook al komt het hof wat betreft het bewijs tot dezelfde conclusie als de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat zich op 4 september 2021 te Zandvoort een voorval op het perron van het NS station en in een aan dat perron stilstaande trein heeft voorgedaan, waarbij geweld is toegepast. Uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden en de beschrijving daarvan in het dossier leidt het hof af dat de beide zonen van de verdachte geweld hebben toegepast en dat de verdachte hierbij aanwezig was.
Voor een bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit is echter vereist dat de verdachte een wat is daaar mee aard hoeft te zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is de enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door de verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is (vgl. Hoge Raad 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:713).
Ten aanzien van die eventuele bijdrage van de verdachte aan het geweld overweegt het hof als volgt. De aangevers hebben geen tot weinig concrete herinnering aan het incident. Er bevinden zich, buiten de verklaringen van de aangevers en de verdachte en zijn zonen, geen andere verklaringen in het dossier. Dit terwijl op de beelden is waar te nemen dat veel personen getuige zijn geweest van het incident. De verklaring van de verdachte komt er kort gezegd op neer dat hij geen betrokkenheid heeft gehad bij het gepleegde geweld, maar dat hij juist heeft getracht het geweld te stoppen en de situatie ter plaatse te sussen. De verklaringen van de beide zonen van de verdachte weerspreken deze verklaring niet. Voorts is het hof, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat uit de ter terechtzitting getoonde camerabeelden en de beschrijving daarvan in het dossier niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden afgeleid dat de verdachte geweld heeft gebruikt tegen de aangevers, of anderszins daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Het hof zal om die reden de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg destijds € 26.160,54. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep is deze vordering echter verminderd tot een bedrag van € 22.906,09.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Jongeling en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. T.J. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.