ECLI:NL:GHAMS:2025:338

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-001853-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld op NS Station Zandvoort na afloop van Formule 1

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was aangeklaagd voor openlijk geweld gepleegd op 4 september 2021 op het perron van NS Station Zandvoort, na afloop van een Formule 1 evenement. De tenlastelegging omvatte zowel mishandeling van benadeelde 1 als openlijk geweld tegen benadeelde 2 en anderen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij benadeelde 1 had mishandeld, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen benadeelde 2. De verdachte heeft in hoger beroep erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij benadeelde 2 € 1.000,00 en benadeelde 1 € 10.331,33 aan schadevergoeding is toegewezen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001853-23
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 juni 2023 in de strafzaak onder parketnummer
15-052433-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman en de advocaat van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter en de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Zandvoort, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, [benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] te slaan en/of te schoppen en/of vast te pakken en/of tegen/op de grond/vloer te gooien en/of met zodanige vaart tegen haar aan/in haar richting te lopen/bewegen, dat zij ([benadeelde 1]) hard is gevallen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten
- bone-bruise (botkneuzing) met reactieve weefselspanning en/of
- verminderde mobiliteit, recidiverende pijnklachten en/of fysieke problemen in/bij (het) bekken en/of heup en/of bovenbeen (gebied) en/of
- functionele/fysieke problemen bij belasten, staan, lopen en traplopen en/of
- een hersenschudding/hersenkneuzing en/of cognitieve klachten en/of inprentingsstoornissen en/of geheugenklachten en/of
- contusie/kneuzing van de ribben en/of het linker sleutelbeen/clavicula
ten gevolge heeft gehad;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Zandvoort openlijk, te weten, op een perron van NS Station Zandvoort en/of in de aan dat perron stilstaande trein, in eik geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] door die [benadeelde 1] te slaan en/of te schoppen en/of vast te pakken en/of tegen/op de grond/vloer te gooien en/of met zodanige vaart tegen haar aan/in haar richting te lopen/bewegen, dat zij ([benadeelde 1]) hard is gevallen, terwijl het door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten
- bone-bruise (botkneuzing) met reactieve weefselspanning en/of
- verminderde mobiliteit, recidiverende pijnklachten en/of fysieke problemen in/bij (het) bekken en/of heup en/of bovenbeen (gebied) en/of
- functionele/fysieke problemen bij belasten, staan, lopen en traplopen en/of
- een hersenschudding/hersenkneuzing en/of cognitieve klachten en/of inprentingsstoornissen en/of geheugenklachten en/of
- contusie/kneuzing van de ribben en/of het linker sleutelbeen/clavicula,
voor [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2021 te Zandvoort openlijk, te weten, op een perron van NS Station Zandvoort en/of in de bij/naast/aan dat perron stilstaande trein, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of een ander door die [benadeelde 2] en/of een ander te slaan en/of te schoppen/trappen en/of vast te pakken en/of tegen/op de grond/vloer te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Vrijspraak feit 1
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
In eerste aanleg was het verwijt dat het openbaar ministerie de verdachte maakt, neergelegd in één hem ten laste gelegd feit, te weten openlijk in vereniging geweld plegen tegen een of meer perso(o)n(en) te weten [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] en/of een ander. In hoger beroep is op vordering van de advocaat-generaal de tenlastelegging gewijzigd.
Feit 2 ziet thans op het jegens [benadeelde 2] en een ander gepleegde geweld, tenlastegelegd als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen (alleen) deze personen.
Feit 1 ziet thans op het jegens [benadeelde 1] gepleegde geweld. Primair tenlastegelegd als het medeplegen van mishandeling en subsidiair als het openlijk in vereniging geweld plegen tegen (alleen) [benadeelde 1].
Om tot een bewezenverklaring van feit 1, hetzij primair hetzij subsidiair, te kunnen komen, is vereist dat bewezen wordt dat de verdachte, in nauwe en bewuste samenwerking dan wel in vereniging met anderen, in het bijzonder zijn broer, opzettelijk [benadeelde 1] heeft geslagen, geschopt, vastgepakt en/of een andere in de tenlastelegging omschreven specifieke gedraging tegen specifiek [benadeelde 1] heeft verricht. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dit niet kan worden bewezen.
Vaststaat dat [benadeelde 1] tijdens de openlijke geweldpleging, in de stilstaande trein, letsel heeft opgelopen. Zelf heeft zij daar in haar aangifte over verklaard:
“Uit het niets voelde ik een keiharde knal tegen mij aankomen en ik hoorde later dat ik buiten bewustzijn ben geraakt in de treincoupe. (…) Ik kan mij alleen maar herinneren dat ik wakker werd en dat ik twee personen bij mij zag zitten.”
De vriend van [benadeelde 1], aangever [benadeelde 2], herinnerde zich helemaal niets van de gebeurtenissen in de trein. Er bevinden zich, buiten de verklaringen van de twee aangevers en de verdachten, geen andere verklaringen in het dossier. Dit terwijl op de beelden is waar te nemen dat veel personen getuige zijn geweest van de openlijke geweldpleging.
Van de gebeurtenissen in de trein zijn daarmee enkel de camerabeelden beschikbaar, die zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ter terechtzitting zijn getoond. Uit deze camerabeelden en de beschrijving daarvan in het dossier kan naar het oordeel van het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden afgeleid dat [benadeelde 1] door een of meer van de in de tenlastelegging omschreven specifieke gedragingen de door haar beschreven “keiharde knal” heeft gevoeld, ten gevolge waarvan zij letsel heeft opgelopen zoals onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd.
Naar het oordeel van het hof is om die reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring feit 2
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 4 september 2021 te Zandvoort openlijk, te weten op een perron van NS Station Zandvoort en in de aan dat perron stilstaande trein, in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [benadeelde 2] en een ander, door die [benadeelde 2] en een ander te slaan en/of te schoppen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Nu de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft bekend – en bovendien in hoger beroep heeft verklaard het eens te zijn met de veroordeling door de politierechter – en door of namens hem geen vrijspraak van dit feit is bepleit, volstaat het hof met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
I.
Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 11 oktober 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 14-15].
II.
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 oktober 2021, met fotobijlage, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 20-27].
III.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2021185124-15 van 8 september 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] [los in het dossier].
IV.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2025.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht om voor het onder 2 tenlastegelegde een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging op het perron van het treinstation in Zandvoort en in een aan dat perron stilstaande trein. De verdachten, beiden onder invloed van alcohol, hebben daarbij agressief gehandeld en kennelijk vanwege een opmerking die hen niet beviel direct de aanval gezocht. Met dit geweld heeft de verdachte ook bijgedragen aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij de op het perron en in de trein aanwezige personen die – naar voor velen van hen zal gelden: na een mooie Formule 1 dag – ongewild getuige zijn geweest van deze geweldsexplosie. Dit wordt de verdachte ernstig aangerekend. Anderzijds heeft te gelden dat inmiddels ruim drie jaren zijn verstreken en dat de verdachte in de tussentijd niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof voorts gelet op de straffen die doorgaans voor openlijke geweldpleging tegen personen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daar wordt in het geval van openlijk geweld tegen personen als uitgangspunt een taakstraf van 150 uren genoemd. Het hof acht, alles afwegende, een dergelijke taakstraf passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg destijds € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd en ter terechtzitting van het hof meegedeeld te volstaan met een vordering ten bedrage van € 1.000,00. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden.
De benadeelde partij is op een openbaar perron van een NS station neergeslagen, heeft het bewustzijn verloren, en heeft als gevolg daarvan veel angstklachten ervaren en onder behandeling gestaan van een psycholoog. Gelet op deze, door de verdediging niet weersproken, feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verdachte is dan ook tot vergoeding van die schade gehouden. Kijkend naar de aard en de ernst van de normschending en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen, acht het hof een bedrag van € 1.000,00 billijk, zodat de vordering zal worden toegewezen, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg – toen sprake was van een andere tenlastelegging – in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg destijds € 26.160,54. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. Ter terechtzitting in hoger beroep is de vordering echter verminderd tot een bedrag van € 22.906,09.
De verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1 primair en subsidiair. Het hof ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend.
Onder 2 is bewezen verklaard dat de verdachte op het perron van het NS Station te Zandvoort en in een aan dat perron stilstaande trein openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 2] en een ander, door die [benadeelde 2] en die ander te slaan en/of te schoppen.
Uit de bewijsmiddelen – in het bijzonder de beschrijving van de camerabeelden – volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte ook in de trein, in de ruimte waarin [benadeelde 1] zich bevond, geweldshandelingen hebben verricht in het kader van de openlijke geweldpleging tegen [benadeelde 2] en die ander.
Voor het hof is genoegzaam komen vast te staan dat als rechtstreeks gevolg van die geweldshandelingen [benadeelde 1] (indirect) een keiharde knal heeft gevoeld, ten gevolge waarvan zij letsel heeft opgelopen. Anders dan de raadsman, is het hof van oordeel dat er geen begin van aannemelijkheid bestaat voor de stelling dat dit letsel door iets anders is ontstaan, bijvoorbeeld door een epileptische aanval of een zogenoemd collaps. Het hof gaat aan dat betoog voorbij.
Ingevolge artikel 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Voorts acht het hof in dezen de artikelen 6:98 en 6:166, eerste lid, BW van belang.
Ten aanzien van de afzonderlijke schadeposten overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De advocaat van de benadeelde partij heeft een en ander genoegzaam onderbouwd. Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het letsel en hetgeen in vergelijkbare zaken wordt toegewezen, thans in ieder geval tot een bedrag van € 7.500,00 immateriële schade is geleden. Voor deze schade is de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk (artikel 6:106, aanhef en onder b, BW: lichamelijk letsel).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts voldoende gebleken dat door het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade aan de benadeelde partij is toegebracht, waarvoor de verdachte eveneens naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het gaat hier om een bedrag van € 2.831,33, dat als volgt is opgebouwd:
Eigen risico zorgverzekering 2021 € 385,00
Taxikosten na bezoek eerste hulp € 158,00
Pijnstillers € 5,09
Kosten psycholoog € 294,00
Collegegeld 2021-2022 € 1.084,00
Kosten fysiotherapie € 905,24 (na herstel dubbeltelling juni-juli-aug 2022)
Het hof is van oordeel dat de raadsman de hoogte van deze schadeposten en het rechtstreeks verband met het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte niet, althans onvoldoende, heeft weersproken.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Wat betreft de schadeposten “kosten camera voordeur” en “gederfde inkomsten” is het hof van oordeel dat mede gelet op de betwisting door de raadsman, de eventuele toewijsbaarheid van de posten nader debat vergt, hetgeen een onevenredige belasting van dit strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering zal dus worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 10.331,33, hoofdelijk, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 september 2021.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.331,33 (tienduizend driehonderdeenendertig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 2.831,33 (tweeduizend achthonderdeenendertig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.331,33 (tienduizend driehonderdeenendertig euro en drieëndertig cent) bestaande uit € 2.831,33 (tweeduizend achthonderdeenendertig euro en drieëndertig cent) materiële schade en € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 86 (zesentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
29 juni 2022 (datum vordering).
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 september 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Jongeling en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. T.J. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. S. Jongeling en mr. T.J. Kelder, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. T.J. Kelder is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.