ECLI:NL:GHAMS:2025:339

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-001962-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake niet openbaar maken jaarrekening door rechtspersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een rechtspersoon, was beschuldigd van het niet tijdig openbaar maken van de jaarrekening over het boekjaar 2018, zoals voorgeschreven in artikel 394 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De jaarrekening had uiterlijk twaalf maanden na afloop van het boekjaar, dus voor 10 oktober 2020, gedeponeerd moeten worden bij de Kamer van Koophandel. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de vertegenwoordiger van de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis, waarin een geldboete van € 600,00 was opgelegd, waarvan € 400,00 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad niet aan de verplichting heeft voldaan om de jaarrekening tijdig openbaar te maken. Het hof heeft de tenlastelegging in zijn geheel bewezen verklaard, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd niet betwist, maar het hof heeft besloten om geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, zoals de coronapandemie en andere externe factoren die de verdachte hebben beïnvloed.

Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft verklaard dat het bewezenverklaarde strafbaar is, maar dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 28 januari 2025.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001962-22
datum uitspraak: 28 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 juli 2022 in de strafzaak onder parketnummer 82-297208-20 tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de vertegenwoordiger van de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in de gemeente Schagen, althans in Nederland, (als rechtspersoon) niet uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018, op de in artikel 394 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven wijze de jaarrekening van dat boekjaar openbaar heeft gemaakt, aangezien op of omstreeks 10 oktober 2020, voormelde jaarrekening nog niet openbaar was gemaakt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar, ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in Nederland, (als rechtspersoon) niet uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018, op de in artikel 394 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven wijze de jaarrekening van dat boekjaar openbaar heeft gemaakt, aangezien op of omstreeks 10 oktober 2020, voormelde jaarrekening nog niet openbaar was gemaakt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar, ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:394 van het Burgerlijk Wetboek, begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Geen straf of maatregel

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, waarvan € 400,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De vertegenwoordiger van de verdachte heeft verzocht de verdachte vrij te spreken.
Het hof heeft bij de vraag naar de strafoplegging gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft niet voldaan aan de verplichting om uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018 de jaarrekening van dat boekjaar openbaar te maken door deze te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Hierdoor was het voor derden niet inzichtelijk hoe het bedrijf [verdachte] B.V. er financieel voor stond.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 januari 2025 is zij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht het gelet op alle omstandigheden van het geval, mede gelet op de omstandigheden die zich rondom en na het plegen van het feit hebben voorgedaan voor de verdachte, zoals de coronapandemie en de brand in de buurpercelen naast de winkel, raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden, mr. M. Iedema, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 januari 2025.
mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.