In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een ouderschapsplan en zorgregeling na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder op 13 maart 2025 een beschikking van de rechtbank Amsterdam ontvangen, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en het gezamenlijk gezag over de minderjarigen werd vastgesteld. De vrouw heeft op 13 juni 2025 hoger beroep ingesteld, waarna de man op 31 juli 2025 een verweerschrift indiende. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 oktober 2025 hebben beide partijen hun verzoeken gewijzigd, waarbij zij vroegen om het ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en de zorgregeling en kinderalimentatie in het dictum op te nemen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar grieven met betrekking tot de echtscheiding, partneralimentatie en huwelijksvermogen heeft ingetrokken, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in dat deel van het hoger beroep. Het hof heeft het verzoek om het ouderschapsplan te hechten aan de beschikking toegewezen en de verzoeken over kinderalimentatie en zorgregeling goedgekeurd, gezien de overeenstemming tussen partijen en het belang van de kinderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.