ECLI:NL:GHAMS:2025:340

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
23-000711-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overtreding van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren met betrekking tot de verzorging van schapen

Op 11 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van het overtreden van voorschriften uit de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. De zaak betreft de verzorging van schapen die de verdachte hield op zijn perceel in Katwoude en Wijdewormer. De tenlastelegging omvatte het houden van schapen in ongepaste omstandigheden, waarbij de dieren blootgesteld werden aan gezondheidsrisico's door scherpe voorwerpen en het niet bieden van adequate medische zorg aan kreupele schapen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk deze overtredingen heeft begaan, waarbij twee schapen ernstig verwaarloosd werden aangetroffen. De economische politierechter had eerder een geldboete van € 5.000,00 opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk was. In hoger beroep heeft het hof de straf bevestigd, maar de proeftijd van de voorwaardelijke boete verlengd naar drie jaar. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige overtredingen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van dierenhouders voor het welzijn van hun dieren en de gevolgen van verwaarlozing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000711-24
datum uitspraak: 11 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2024 in de strafzaak onder parketnummer 81-229833-23 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Katwoude, gemeente Waterland, in elk geval in Nederland,
in de uitoefening van een bedrijf, al dan niet opzettelijk, een of meer schapen buiten een gebouw heeft gehouden, terwijl aan die schapen, geen bescherming werd geboden tegen gezondheidsrisico’s, immers heeft hij, verdachte
- op perceel [adres 2], gemeente Waterland, (circa) 50, in elk geval een of meer schapen gehouden terwijl op dat perceel wagens en karren en/of stukken glas en/of hard plastic en/of blikjes en/of ijzerdaad en/of los puin lag(en) met scherpe uitsteeksels en scherpe randen waaraan die schapen zich konden bezeren en/of verwonden;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te Katwoude, gemeente Waterland en/of te Wijdewormer, gemeente Wormerland, in elk geval in Nederland,
in de uitoefening van een bedrijf, al dan niet opzettelijk,
als houder van een of meer schapen, te weten
- op of aan perceel [adres 2], gemeente Waterland, (circa) vijf, in elk geval een of meer kreupele schapen heeft gehouden, waaronder het schaap voorzien van het oormerk [nummer] en/of
- op of aan perceel [adres 3], gemeente Wormerland, (circa) vijf, in elk geval een of meer kreupele schapen heeft gehouden, er geen zorg voor heeft gedragen dat aan die schapen die ziek of gewond waren onmiddellijk op passende wijze verzorging werd geboden,
immers heeft hij, verdachte, die schapen niet en/of onvoldoende en/of niet adequaat en/of niet tijdig medisch behandeld en/of medisch laten behandelen door een dierenarts en/of geen dierenarts en/of niet tijdig een dierenarts geraadpleegd en/of ingeschakeld voor die schapen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en tot andere kwalificaties komt dan de economische politierechter.

Bewijsoverweging bij feit 2

In de veterinaire verklaring van de toezichthoudend dierenarts [1] staat het volgende:
Ik zag dat dit schaap, met oormerk met nummer [nummer], linksachter stokkreupel was en rechtsachter ter hoogte van het heupgewricht een grote open wond had. Ik zag dat het een al oudere wond was waarin het krioelde van de maden. Ik zag groene vleesvliegen (Lucillia sericata) en veel maden van deze vliegen in de wond. Ik rook een kadaverlucht en hoorde mijn collega [verbalisant 1] zeggen: "De wond kan je gewoon ruiken, zo smerig is die". Ik voelde en palpeerde het schaap en constateerde op basis van mijn expertise en kennis en ervaring als praktiserend dierenarts dat de turgor slecht was
(=uitdrogings-symptoom) en dat de conditie (=bespiering) slecht was (broodmager/cachectisch) en dat de voedingstoestand (= pensvulling) ook slecht was, de pens was leeg.
Het sterk verzwakte en ernstig kreupele schaap, met maden in een stinkende wond, heeft al zeker enkele dagen dit probleem. De kreupelheid is al langer bestaand geweest en mogelijk de oorzaak van een doorligplek aan de andere kant ter hoogte van het heupgewricht. De vermagering en de lege pens is ook in die periode ontstaan door het niet meer en in beginsel (mogelijk weken terug) tekort, kunnen grazen.
In het proces-verbaal van [verbalisant 1], ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit , tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, van 24 juli 2023 [2] , staat het volgende, voor zover van belang:
De dame stelde zich aan mij voor als [naam 1], praktiserend dierenarts van dierartsenpraktijk [praktijk] (hierna drs. [naam 1]). Ik hoorde drs. [naam 1] zeggen dat zij wel vaker op het bedrijf van [verdachte] is geweest, maar dat meestal haar collega de visites bij [verdachte] doet. Samen met drs. [naam 1] zijn wij naar het schaap met levensnummer [nummer] gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat het schaap weer onder de container lag. Ik zag dat toezichthouder [naam 2] onder de container kroop om daarna het schaap over te geven aan drs. [naam 1]. Ik zag dat drs. [naam 1] het schaap onderzocht. Ik hoorde drs. [naam 1] zeggen dat het schaap geëuthanaseerd moest worden, omdat de kans op herstel er niet meer was. Ik zag dat drs. [naam 1] het schaap euthanaseerde, waarna ik zag dat het schaap rustig insliep.
Diezelfde dag ziet de toezichthoudend dierenarts [3] op het weiland in de Wijdewormer een aantal schapen kreupel lopen waarvan één ernstig. Ook [verbalisant 1] relateert over een ernstig kreupel schaap op het perceel [adres 3]: de volgende dag heeft de eigen dierenarts van de verdachte twee ernstig kreupele schapen behandeld met een diergeneesmiddel [4] .
Gelet op het voorgaande, waar het in één geval een sterk verzwakt en ernstig kreupel schaap betreft, waarbij de kreupelheid al langer bestaand was en waarbij de kreupelheid mogelijk de oorzaak is van een doorligplek aan de andere kant ter hoogte van het heupgewricht, met een lege pens en een oudere wond waarin het krioelde van de maden en enorm stonk, en in het andere geval gaat om een schaap dat door de dierenarts direct is behandeld door toediening van een diergeneesmiddel, gaat het hof voorbij aan het verweer van de raadsvrouw, te weten dat onvoldoende is gemotiveerd dat er geen medische zorg is verleend, dat voorbij wordt gegaan aan het gegeven dat een schaap van de ene op de andere dag kreupel kan worden (bijvoorbeeld als er een kluit aarde in de hoef zit) is en dat dagelijks naar de schapen wordt gekeken.
Het hof merkt daarbij op dat ingeval de verdachte inderdaad dagelijks naar zijn schapen had gekeken, hij de kreupelheid had moeten opmerken en in het bijzonder had moeten zien dat het met het schaap met levensnummer [nummer] niet goed ging, nu de toestand waarin dit schaap zich bevond ten tijde van de controle, anders dan de raadsvrouw bepleit, niet in één dag is of kan zijn ontstaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 juni 2023 te Katwoude, gemeente Waterland,
in de uitoefening van een bedrijf, opzettelijk, schapen buiten een gebouw heeft gehouden, terwijl aan die schapen, geen bescherming werd geboden tegen gezondheidsrisico’s, immers heeft hij, verdachte
- op perceel [adres 2], gemeente Waterland, (circa) 50, schapen gehouden terwijl op dat perceel wagens en karren en stukken glas en hard plastic en blikjes en ijzerdaad en los puin lagen met scherpe uitsteeksels en scherpe randen waaraan die schapen zich konden bezeren en/of verwonden;
2.
hij op 7 juni 2023 te Katwoude, gemeente Waterland en te Wijdewormer, gemeente Wormerland,
in de uitoefening van een bedrijf, opzettelijk, als houder van een of meer schapen, te weten
- op perceel [adres 2], gemeente Waterland, een kreupel schaap heeft gehouden,
te wetenhet schaap voorzien van het oormerk [nummer] en
- op perceel [adres 3], gemeente Wormerland, een kreupel schaap heeft gehouden,
er geen zorg voor heeft gedragen dat aan die schapen die ziek of gewond waren onmiddellijk op passende wijze verzorging werd geboden, immers heeft hij, verdachte, die schapen niet of onvoldoende of niet adequaat of niet tijdig medisch behandeld of medisch laten behandelen door een dierenarts of geen dierenarts of niet tijdig een dierenarts geraadpleegd of ingeschakeld voor die schapen.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder b van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van voorschrift gesteld krachtens art. 2.2 lid 10 onder d van de Wet dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,00 subsidiair 60 dagen hechtenis waarvan € 2.000,00 subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de economische politierechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat ingeval van een veroordeling tot een geldboete, een hoger voorwaardelijk deel wordt opgelegd, naast een betaling in termijnen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de voorschriften neergelegd in het Besluit houders van dieren, die onder meer eisen stellen en voorschriften geven aan de (vee)houder met betrekking tot een toereikende behuizing, nu de door hem gehouden schapen verbleven op een terrein waar ze zich konden verwonden aan uitstekende scherpe delen en randen. Voorts heeft de verdachte, als houder van de schapen, zich ook schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige verzorging aan schapen, nu tenminste twee schapen werden aangetroffen die ernstig kreupel waren en niet (toereikend) waren voorzien van diergeneeskundige beoordeling of verzorging. Een van die twee schapen is, nadat de dierenarts erbij was geroepen, geëuthanaseerd. Hiermee heeft de verdachte op ernstige wijze tekort gedaan aan het welzijn van deze schapen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 14 januari 2025, waaruit volgt dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke delicten. De verdachte is na het plegen van dit feit onherroepelijk voor die feiten veroordeeld.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat bij een inspectie op 31 januari 2024 op het bedrijf van de verdachte geen afwijkingen zijn aangetroffen. Hoewel deze latere inspectie, waarbij diverse dieren volgens de voorschriften werden gehouden, hoop biedt dat de verdachte zijn bedrijfsvoering in positieve zin heeft aangepast, zijn de zorgen hierdoor niet geheel weggenomen. Reden hiervoor is dat bij die inspectie aan de zijkant van het hok met ooien, zich gestapelde materialen, waaronder hout, doeken en plastic/folie bevonden en meerdere stukken doek en plastic/folie door de schapen waren aangevreten. Het hof volgt de raadsvrouw dan ook niet in haar betoog dat er geen afwijkingen zijn aangetroffen.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden zoals beschreven, is het hof van oordeel dat de straf zoals door de economische politierechter is opgelegd, in dit geval passend en geboden is, met dien verstand dat het hof een proeftijd van drie jaren bij de voorwaardelijke opgelegde geldboete passend acht: het hof hoopt op deze manier de verdachte in de toekomst te weerhouden van feiten zoals bewezenverklaard.
Deze voorwaardelijke geldboete dient als een stok achter de deur, om de verdachte te ondersteunen in de gewijzigde bedrijfsvoering die hij in zijn bedrijf heeft doorgevoerd en teneinde hem ervan te weerhouden in de toekomst (opnieuw) soortgelijke strafbare feiten te plegen. In hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd over de financiële draagkracht van de verdachte heeft het hof aanleiding gezien te bepalen dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete in termijnen kan worden voldaan.
Het hof merkt op dat ingeval de verdachte in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten begaat, niet kan worden volstaan met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf en dat hij er dan ook rekening mee moet houden dat zijn onderneming wordt stilgelegd en/of dat hem een houdverbod voor het houden van dieren wordt opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wet dieren en de artikelen 1.6 en 1.7 van het Besluit houders van dieren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
6 (zes) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 500,00 (vijfhonderd euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. M. Iedema en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 februari 2025.
mr. M. Iedema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Veterinaire verklaring, opgesteld door drs. ing. [verbalisant 2], toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van 3 juli 2023 (doorgenummerde dossierpagina’s 25 tot en met 30).
2.Proces-verbaal met fotobijlagen van 24 juli 2023 (doorgenummerde dossierpagina’s 4 tot en met 24).
3.Veterinaire verklaring [verbalisant 2] (doorgenummerde dossierpagina’s 25 tot en met 30).
4.Proces-verbaal met fotobijlagen van 24 juli 2023, doorgenummerde dossierpagina 8.