ECLI:NL:GHAMS:2025:3407

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
23-003074-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van hennepteelt met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 december 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 370 hennepplanten in een loods te Stompetoren op 5 juli 2019. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 december 2025 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte en zijn zoon, die ook als medeverdachte wordt beschouwd, geen wetenschap hadden van de hennep in de loods. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn zoon wel degelijk op de hoogte waren van de hennepplanten, gezien de omstandigheden waaronder zij in de loods werden aangetroffen. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep erkend, wat heeft geleid tot een matiging van de op te leggen straf. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf van 60 uren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het belang van de volksgezondheid en de maatschappelijke gevolgen van hennepteelt zijn meegewogen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003074-22
datum uitspraak: 16 december 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 november 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-078495-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 juli 2019 te Stompetoren, gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres 2] , een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 370, in elk geval 250, hennepplanten, in elk geval een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe voert zij aan dat de verdachte en zijn zoon (de medeverdachte) geen wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van hennep in de loods. Zij waren enkel ter plaatse omdat zij waren meegereden met een vriend. Zij zijn niet op de eerste etage geweest waar de hennep is aangetroffen. Voorts is de verklaring van [medeverdachte 1] inconsistent en niet verifieerbaar. Dat maakt haar onbetrouwbaar en daarom zou die verklaring niet voor het bewijs gebezigd mogen worden.
De advocaat-generaal heeft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gevorderd.
Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat de verdachte tezamen met de medeverdachten [medeverdachte 2] (zijn zoon) en [medeverdachte 1] op 5 juli 2019 in een loods in Stompetoren is aangetroffen terwijl zich op de bovenverdieping van die loods 370 hennepplanten en aan het telen van hennep gerelateerde zaken bevonden.
Anders dan door de verdediging is bepleit is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn zoon daarvan wetenschap hebben gehad. In dit verband wordt het navolgende overwogen.
De verbalisanten die op 5 juli 2019 naar aanleiding van een melding van een mogelijke hennepkwekerij rond 23.20 uur ter plaatse gaan, ruiken bij de ingang van de loods een sterke hennepgeur. Vanuit de loods kwamen mannenstemmen en was hoorbaar dat met goederen gesleept werd. Toen de overheaddeur van de loods openging, zagen ze een busje van [bedrijf] staan. Op de bestuurdersstoel van het voertuig zat [medeverdachte 1] . De verdachte en zijn zoon stonden rechts naast het voertuig.
Binnen hing een sterkere lucht van hennep en van bovenaf was het blazen van meerdere luchtventilatoren te horen. Op de begane grond lagen alle benodigde materialen voor een hennepkwekerij waaronder koolstoffilters, plantenpotten, zeil en houten latten met lampen eraan alsmede elektriciteitssnoeren en tijdschakelaars. Op de grond lagen vele hennepresten. In de laadruimte van de bus hing ook een sterke hennepgeur en erin lagen restjes potgrond en hennep.
Uit het dossier blijkt voorts dat eigenaar van de loods (de heer [persoon 1] ) en verhuurder [persoon 2] op 2 juli 2019 nog in de loods zijn geweest en de hennep er toen nog niet was.
[medeverdachte 1] verklaart tegenover de politie dat ‘de jongens’ waarmee hij was (
het hof begrijpt de verdachte en zijn zoon) vroegen of hij hen wilde helpen, door een bus te regelen en te rijden. Ze zijn vervolgens samen naar de loods gereden en hebben de bus in de loods geplaatst, waarna ze spullen van een afgebouwd ‘hok’ (
het hof begrijpt: hennephok)hebben uitgeladen.
De verdachte en zijn zoon hebben zich bij de politie op hun zwijgrecht beroepen. Pas in hoger beroep, na ontvangst van het dossier, hebben zij een verklaring afgelegd, die haaks staat op de verklaring van [medeverdachte 1] . Zij verklaren dat zij wat hadden gedronken en dat ze daarna konden meerijden met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] nam hen mee naar de loods, omdat hij daar een gipsplaat moest ophalen. Er hing een hennepgeur, maar dat kon ook worden verklaard door het zakje wiet dat in de bus lag. Ze hebben zo min mogelijk rondgekeken, omdat ze de situatie niet helemaal vertrouwden.
Het hof is van oordeel dat deze verklaring ongeloofwaardig is in het licht van de wijze waarop de verbalisanten hen hebben aangetroffen en gelet op voornoemde verklaring van [medeverdachte 1] (die het hof betrouwbaar acht nu die past bij de overige onderzoeksbevindingen), alsmede op basis van de verklaring van de verhuurder [persoon 2] , die verklaart dat hij de sleutel van de loods 2 dagen voor de ontdekking van de hennep heeft gegeven aan degene die gepakt is en die hem een telefoonnummer heeft gegeven dat overeenkomt met dat van de zoon van de verdachte.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de inhoud van het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juli 2019 te Stompetoren, gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres 2] , een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 370 hennepplanten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft in het kader van de strafmaat verzocht te volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf. Zij heeft hiertoe gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en de gevolgen die hij reeds heeft ondervonden vanwege het niet meer kunnen verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag en daarmee het verliezen van zijn baan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben van 370 hennepplanten in een loods. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten gaat het hof ervan uit dat de hennep voor verdere verspreiding bedoeld was. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Het is een feit van algemene bekendheid dat met deze handel aanzienlijke financiële belangen gemoeid zijn en dat deze niet zelden gepaard gaan met andere vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2025 is hij niet eerder veroordeeld met betrekking tot aan de Opiumwet gerelateerde feiten.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een taakstraf van 80 uur passend en geboden. Het hof ziet in hetgeen de verdediging in hoger beroep heeft aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, EVRM is gewaarborgd het recht van iedere verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) kan de verdachte aanspraak maken op een berechting binnen een redelijke termijn vanaf het moment waarop sprake is van een
'criminal charge'.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn in eerste aanleg met ongeveer 17 maanden en in hoger beroep met ongeveer 13 maanden is overschreden. Het hof ziet daarin aanleiding de gevangenisstraf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2025.
mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]