Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het hoger beroep
3.1. stelt de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen van partijen als volgt vast:
- bepaalt dat de Mercedes […] en de Mercedes bus […] aan de man worden toegedeeld;
- bepaalt dat bankrekeningen met het daarop aanwezige saldo op naam van de man aan de man worden toegedeeld en de bankrekening met het daarop aanwezige saldo op naam van de vrouw aan de vrouw wordt toegedeeld;
- bepaalt dat de aandelen van de man in [X] Holding B.V., waaronder de aandelen in [X] Bouw B.V. en in [XX] B.V. aan de man worden toegedeeld;
5.De motivering van de beslissing
2.10. De vrouw heeft aangevoerd dat de man na de peildatum vastgoed heeft verkocht en de opbrengst daarvan heeft overgemaakt naar andere bankrekeningen, zodat daardoor de waarde van de aandelen is gedaald. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, mede daarom, moet worden uitgegaan van een afwijkende peildatum, te weten eind 2022 nu de man sindsdien bezig is geweest de waarde van zijn onderneming te verminderen. Ook blijft onduidelijk wat er met de verkoopopbrengst van het pand aan de [A-straat] in het jaar 2020 is gebeurd. De man heeft nagelaten inzicht in zijn bankrekeningen in de jaren 2019 en 2020 te geven ondanks het bevel van de rechtbank hiertoe. De man heeft bovendien geen inzage gegeven in zijn werkelijke financiële gegevens. De vrouw verwacht niet dat de man deze inzage nog gaat geven en ziet geen andere mogelijkheid dan het te verdelen vermogen qua waarde te begroten.
€ 1.200.000,- en dat deze waarde bij taxatie nog veel hoger zal uitvallen. De rechtbank heeft naar de mening van de man daarnaast ten onrechte de door hem aangevoerde en onderbouwde waardering(-smethode) genegeerd. De man heeft de waarde van de aandelen berekend op een bedrag van € 112.130,-. Daarbij is volgens de man rekening gehouden met alle relevante factoren, waaronder de actuele waarde van de onroerende zaken, de schulden van de onderneming en de latente belastingclaims. De rechtbank heeft verder ten onrechte geoordeeld dat het niet betalen van het voorschot van de deskundige in zijn risicosfeer ligt. De man was (en is) eenvoudigweg niet in staat om dit voorschot te betalen. De man betwist bovendien dat hij beslissingen zou hebben genomen waarmee hij bewust de waarde van de aandelen negatief zou hebben beïnvloed. De verkoop van onroerende zaken die na 4 juni 2021 heeft plaatsgevonden, was noodzakelijk om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Tot slot heeft de rechtbank volgens de man ten onrechte geoordeeld dat hij onvoldoende informatie zou hebben verstrekt. De man heeft de aangifte vennootschapsbelasting 2022 overgelegd, en hierop een gedetailleerde berekening van de waarde van de onderneming gebaseerd.
Bouw B.V. is een stille, inactieve B.V. zonder enige activiteiten en vermogen.” De vrouw heeft onvoldoende tegen deze stellingen ingebracht. Om die reden zal het hof de deelneming [X] Bouw B.V. op nihil waarderen.