ECLI:NL:GHAMS:2025:411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
200.337.675/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling na wijziging van omstandigheden in omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een zorgregeling voor hun dochter [minderjarige] is vastgesteld. De ouders, die gezamenlijk het gezag over [minderjarige] hebben, hebben eerder overeenstemming bereikt over de zorgregeling, maar de vader verzoekt om wijziging van deze regeling omdat [minderjarige] haar zwemdiploma heeft behaald en nu lid is van een voetbalclub. De vader stelt dat de zorgregeling moet worden aangepast om rekening te houden met de voetbalactiviteiten van [minderjarige]. De moeder daarentegen wil de bestaande regeling handhaven en betwist de noodzaak van de wijziging. Het hof overweegt dat de wijziging van omstandigheden die de vader aanvoert, namelijk het behalen van het zwemdiploma en de wens om te voetballen, niet voldoende zijn om de zorgregeling te wijzigen. Het hof benadrukt dat beslissingen over het lidmaatschap van een sportclub gezamenlijk door de ouders moeten worden genomen en dat de vader deze beslissing zonder overleg met de moeder heeft genomen. Het hof concludeert dat de huidige zorgregeling in het belang van [minderjarige] is en dat een verdere beperking van de omgang met de moeder niet wenselijk is. De bestreden beschikking wordt bekrachtigd en het verzoek van de vader wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.337.675/01
Zaak- / rekestnummer rechtbank: C/15/334252 /FA RK 22-5573
beschikking van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2025 in de zaak van
[de vader]
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.H. Fridsma te Heemskerk,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.C. de Jong te Woerden.
Belanghebbende is: [minderjarige] (hierna: [minderjarige] )
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

[minderjarige] (bijna 10 jaar) is de dochter van partijen. Zij woont bij de vader. De zaak gaat over de zorgregeling tussen [minderjarige] en haar moeder. Partijen hebben daarover op een zitting bij de rechtbank overeenstemming bereikt. De rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) heeft die overeenstemming vastgelegd in een beschikking van 22 november 2023 (hierna: de bestreden beschikking). Daarvan komt de vader in hoger beroep. [minderjarige] zit inmiddels op voetbal en de zorgregeling moet daaraan worden aangepast, volgens de vader. De moeder wil dat de zorgregeling blijft zoals deze is.
Het hof wijst het verzoek van de vader af en legt hierna uit waarom.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 13 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 26 maart 2024 een verweerschrift ingediend.
2.2
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de moeder van 6 mei 2024, met producties;
- een bericht van de vader van 25 september 2024, met producties;
- een bericht van de vader van 26 september 2024, met producties.
2.3
Op 1 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de enkelvoudige kamer. Verschenen zijn:
- de vader, met zijn advocaat mr. N.H. Fridsma;
- de moeder, met haar advocaat mr. L.C. de Jong;
- de raad, vertegenwoordigd door mw. M. Eijpe.
2.4
De voorzitter heeft op 6 oktober 2024 met de griffier met [minderjarige] gesproken. Daarvan is een verslag opgemaakt Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dat verslag te reageren.
2.5
Bij bericht met bijlage van 21 oktober 2024 heeft de vader op het verslag gereageerd.
2.6
Bij bericht met bijlage van 22 oktober 2024 heeft de moeder op het verslag gereageerd.
2.7
Met toepassing van artikel 16 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt deze beschikking gegeven door de enkelvoudige kamer.

3.De feiten

3.1
Partijen (hierna ook: de ouders) hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren, [in] 2015 in de gemeente [plaats C]
3.2
De vader heeft [minderjarige] erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over haar. [minderjarige] woont bij de vader.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, nadat partijen op de zitting daarover overeenstemming hadden bereikt, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over [minderjarige] vastgesteld:
[minderjarige] verblijft bij de moeder:
- eenmaal in de 14 dagen een weekeinde van vrijdagmiddag (na school of na de BSO, in onderling overleg te bepalen) tot zondag 17.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag ophaalt en de vader [minderjarige] op zondag bij de moeder ophaalt.
Zolang de moeder op vrijdagen naar het ziekenhuis moet voor behandeling duurt de omgangsregeling voort die in de praktijk gold, waarbij [minderjarige] van zaterdag (na zwemles) tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft;
4.2
De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
1. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast te stellen:
[minderjarige] verblijft bij moeder eenmaal in de 14 dagen een weekeinde van zaterdag na de voetbalwedstrijd tot maandagochtend voor school, waarbij moeder [minderjarige] op zaterdag na afloop van de wedstrijd meeneemt naar [plaats B] en moeder [minderjarige] op maandagochtend naar school brengt.
2. te bepalen dat ieder van partijen zijn/ haar eigen kosten draagt.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep dan wel zijn grief af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De vader voert het volgende aan. Nadat de rechtbank de bestreden beschikking had gegeven, heeft [minderjarige] op 28 januari 2024 haar zwemdiploma behaald. Afspraak met [minderjarige] was dat zij daarna lid mocht worden van een sportclub naar eigen keuze. [minderjarige] heeft aan haar vader aangegeven bij een voetbalclub te willen. [minderjarige] geeft al heel lang aan te willen voetballen en volhardt hierin. Omdat de vader het belangrijk vindt dat [minderjarige] voldoende beweging krijgt – [minderjarige] is te zwaar – meent hij dat een sport waarbij [minderjarige] in een week meermalen traint of een wedstrijd speelt goed is voor de groei-ontwikkeling van [minderjarige] Bewegen is voor [minderjarige] extra belangrijk. Daarnaast heeft voetbal als teamsport nog vele andere voordelen voor [minderjarige] . Daarom heeft de vader ermee ingestemd haar lid te maken van de voetbalclub in [plaats A] . Bij de moeder is zij niet lid van een sportclub. Volgens de vader beweegt [minderjarige] bij de moeder te weinig. Daarnaast is haar voedingspatroon bij de moeder niet gezond.
De vader heeft daarom aan de moeder voorgesteld om [minderjarige] niet op de vrijdag maar op de zaterdag na afloop van de voetbalwedstrijd mee te nemen naar [plaats B] en [minderjarige] op maandagochtend naar school te brengen. Per trein is dat mogelijk. De moeder kan dan ook voetbalactiviteiten van [minderjarige] bijwonen, wat [minderjarige] leuk zou vinden. Bovendien kan zij dan op maandag contact met de school hebben.
5.2
De moeder voert verweer. Toen partijen op de zitting van 7 november 2023 overeenstemming bereikten over de zorgregeling, was al bekend, dan wel lag het voor de hand, dat [minderjarige] haar zwemdiploma binnen zeer afzienbare tijd zou halen. Dit is dus geen grond om op de bereikte overeenstemming terug te komen. De moeder betwijfelt of de voetbalwens uitsluitend van [minderjarige] afkomstig is. De vader heeft zonder enig overleg met de moeder [minderjarige] aangemeld bij de voetbalclub, terwijl het voetballen plaatsvindt op tijdstippen dat [minderjarige] op grond van de zorgregeling bij de moeder zou moeten verblijven.
De moeder betwist dat [minderjarige] bij haar ongezond zou eten. Waar [minderjarige] van iedere veertien dagen er nu ruim twaalf bij de vader is, is het onwaarschijnlijk dat eventuele gewichtsproblemen te wijten zouden zijn aan het eten bij de moeder.
De moeder beschikt niet over een rijbewijs, wat de vader weet. Als zij met [minderjarige] op maandagochtend per trein van [plaats B] naar [plaats A] moet reizen, zou zij om 7.03 uur vanaf station [plaats B] moeten vertrekken. Zij moet dan daarvoor nog van haar woning naar het station reizen, waardoor zij al rond 6.30 uur van huis zou moeten vertrekken. Dat is voor [minderjarige] (maar ook voor de moeder in haar gezondheidstoestand; zij heeft een nierziekte) niet haalbaar.
De moeder vindt het in het belang van [minderjarige] dat zij een grotere rol speelt in haar leven dan thans het geval is. Omdat het haar niet lukt in [plaats A] of omgeving op korte termijn een geschikte huurwoning te krijgen, heeft zij ingestemd met de door de rechtbank vastgelegde regeling. Op termijn hoopt zij echter wel in de buurt van [minderjarige] te kunnen gaan wonen waardoor er een meer gelijkwaardige verdeling van de zorg voor [minderjarige] tussen de ouders kan worden vastgesteld.
De moeder heeft de afgelopen maanden medische problemen gehad. Zij had, zoals de vader bekend is, een donornier aangeboden gekregen maar deze is helaas niet aangeslagen. Dit maakte dat zij een enkele keer aan haar moeder, bij wie zij in huis woont en die [minderjarige] goed kent, heeft gevraagd [minderjarige] op te halen. De vader weigerde [minderjarige] aan de moeder van de moeder mee te geven.
De moeder vindt dat de vader dit hoger beroep nodeloos is begonnen, en vindt het billijk als hij in de kosten daarvan wordt veroordeeld.
5.4
[minderjarige] heeft tijdens haar gesprek met de raadsheer duidelijk gemaakt dat zij niets wilde zeggen over de vraag hoe haar weekeind eruit ziet en wat zij het liefste zou willen.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Op het moment dat ouders niet met elkaar kunnen overleggen, resteert er eigenlijk niets anders dan de rechterlijke beslissing. Er moet dan geëerbiedigd worden dat de andere ouder tijd heeft met het kind. Afwijkingen kunnen dan alleen in gezamenlijk overleg. De vader is nogal dwingend in zijn optreden. Bekrachtiging van de bestreden beschikking is in deze situatie de enige mogelijkheid. De raad geeft de ouders wel mee om met elkaar in contact te gaan. Er is echter al veel geprobeerd, waaronder het uniform hulpaanbod. Veilig Thuis is nu ook betrokken. De raad kan eventueel een onderzoek doen, maar aanhouden van de zaak lijkt de raad niet handig.
5.6
Het hof overweegt, dat de nu geldende zorgregeling is gegrond op een door partijen bereikte overeenstemming. Ook al heeft de rechtbank die vastgelegd in een beschikking, er is dus sprake van een door de ouders onderling getroffen zorgregeling. Op grond van artikel 1:253a lid 4 in verbinding met artikel 1:377e lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
5.7
De vader beroept zich kennelijk op een wijziging van omstandigheden die inhoudt dat [minderjarige] haar zwemdiploma heeft gehaald en nu op voetbal zit. Tegelijkertijd voert hij aan dat er een afspraak met [minderjarige] was dat zij lid zou mogen worden van een sportclub. Wie die afspraak precies heeft gemaakt is niet duidelijk, maar die gestelde afspraak bestond kennelijk al toen partijen de huidige zorgregeling overeenkwamen. Die levert dus geen wijziging van omstandigheden op. In het verlengde daarvan is ook het behalen van het zwemdiploma geen relevante wijziging van omstandigheden. Reeds daarop stuit het verzoek van de vader in hoger beroep af.
5.8
Het hof overweegt verder nog als volgt. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige] . Beslissingen over het lidmaatschap van een sportclub zijn gezagsbeslissingen die als uitgangspunt door de ouders gezamenlijk moeten worden genomen. Dat klemt te meer als zo’n beslissing de overeengekomen zorgregeling onder druk zet. Vaststaat dat de beslissing over de voetbalclub niet in overleg met de moeder is genomen, laat staan dat de ouders het daarover eens waren. De vader heeft die beslissing zelf genomen. Hoewel partijen het niet eens zijn over het belang van sport in verband met de door de vader gestelde aanleg bij [minderjarige] voor overgewicht, kan in zijn algemeenheid natuurlijk wel worden gezegd dat een kind belang heeft bij beweging en sport. Daar staat tegenover dat de hoeveelheid omgang die de moeder met [minderjarige] heeft beperkt is. Een verdere beperking van die omgang is in het belang van [minderjarige] niet wenselijk. Ook de door de vader voorgestelde verlenging van de omgang tot maandagochtend naar school acht het hof niet in haar belang, nu [minderjarige] dan voor dag en dauw zou moeten opstaan om met de moeder de trein van 7.03 uur te halen. Dat acht het hof onnodig belastend voor [minderjarige] .
5.9
Het is van groot belang dat partijen leren om sensitiever met elkaar te communiceren. Zoals het hof ter zitting heeft besproken met partijen, lijkt er nu sprake van een patroon van duwen en terugtrekken. De vader is tamelijk dwingend in zijn communicatie naar de moeder. De moeder lijkt dan in reactie daarop in haar schulp te kruipen. Dat kan zo niet doorgaan. Voorkomen moet in elk geval worden dat [minderjarige] nog verder in een loyaliteitsconflict wegzakt. Dat is op dit moment haar werkelijke grootste belang.
5.1
Op grond van dit alles zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en het verzoek van de vader afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling, zoals door de moeder bepleit, ziet het hof onvoldoende aanleiding, nu het een procedure tussen ouders betreft.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking
wijst af het meer of anders in hoger beroep verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie in tegenwoordigheid van de griffier en is op 4 februari 2025 uitgesproken door de voorzitter.