ECLI:NL:GHAMS:2025:623

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
23-002622-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van voormalige partner met schaar en haar vastpakken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De tenlastelegging betrof mishandeling van de voormalige partner door haar haar vast te pakken en met een schaar een pluk haar af te knippen, wat leidde tot letsel en angst bij het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, omdat het afknippen van het haar een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormt. De verdachte heeft geen blijk gegeven van berouw en het hof heeft een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd van 60 uur, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002622-23
datum uitspraak: 25 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-057603-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 februari 2025.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair en 1 subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – dat:
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) het hoofdhaar van voornoemde [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp te knippen in het hoofdhaar van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of in hevige angst heeft verkeerd en/of bij voornoemde [slachtoffer] een hevige gemoedsbeweging is ontstaan, waardoor zij zich (toen hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] achterna liep en/of wilde volgen) ook genoodzaakt heeft gevoeld van het balkon te klimmen en/of te springen waarbij zij haar knie heeft verdraaid en/of (schaaf)wonden heeft opgelopen;
subsidiairhij op of omstreeks 14 januari 2023 te Amsterdam, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer], wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft hij (met kracht) het hoofdhaar van voornoemde [slachtoffer] vastgepakt en/of met een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp het hoofdhaar van voornoemde [slachtoffer] afgeknipt, en/of haar hierbij letsel toegebracht toen zij zich verweerde en/of haar achtervolgd toen zij vluchtte waardoor zij zich genoodzaakt heeft gevoeld van het balkon te klimmen en/of springen waarbij zij haar knie heeft verdraaid en/of (schaaf)wonden heeft opgelopen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging feit 2 primair

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte – gelet op zijn deels bekennende verklaring – kan worden veroordeeld voor de mishandeling ten aanzien van het afknippen van het haar. Zij heeft daarnaast bepleit dat de verdachte voor al het overige partieel dient te worden vrijgesproken.
Op 14 januari 2023 waren de verdachte en aangeefster samen in de woning van de verdachte te Amsterdam. Op een gegeven moment is tussen hen een ruzie ontstaan, waarbij de verdachte een schaar heeft gepakt en een pluk van het haar van aangeefster heeft afgeknipt. De verdachte heeft dat bekend. Het afknippen van het haar levert naar het oordeel van het hof het bij een ander teweegbrengen van min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam op. Reeds daarmee is sprake van mishandeling. Tijdens deze gedraging heeft de aangeefster zich proberen te verweren en heeft zij ook letsel aan haar linkerhand, te weten een snee, opgelopen. Volgens de letselverklaring past de snee goed bij de vermelde toedracht. De politie heeft daarnaast meerdere bloedspetters in de woning aangetroffen. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het zou kunnen dat aangeefster deze verwonding heeft opgelopen toen zij zich probeerde te verweren tijdens het knippen van het haar. Gelet hierop kan het naar het oordeel van het hof dan ook niet anders zijn dan dat aangeefster dit letsel heeft opgelopen tijdens het afknippen van het haar.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 januari 2023 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door het hoofdhaar van [slachtoffer] vast te pakken en met een schaar te knippen in het hoofdhaar van [slachtoffer], waardoor [slachtoffer] letsel heeft bekomen.
Hetgeen onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van aangeefster door haar haar vast te pakken en met een schaar een pluk af te knippen. Aangeefster heeft tijdens deze handeling letsel aan haar linkerhand opgelopen, doordat zij zich probeerde te verweren. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van aangeefster. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen blijk gegeven van enig berouw naar aangeefster toe en heeft nauwelijks zelfreflectie getoond op zijn handelen. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Het hof is – anders dan de advocaat-generaal – van oordeel dat een geheel voorwaardelijke (gevangenisstraf)straf geen recht doet aan de ernst van het feit. Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr P.J. van Eekeren en mr. C.P.E.M. Fonteijn-van der Meulen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2025.