Op 26 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2021. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd aangepast naar een taakstraf van 90 uren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling door met een mes achter het slachtoffer aan te rennen en hem in de duim te steken. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals het tijdsverloop van de zaak, die inmiddels meer dan zeven jaar geleden heeft plaatsgevonden. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in het hoger beroep is geschonden, maar heeft besloten hieraan geen verdere strafverlaging te verbinden. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 300. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden. Mr. Abels was buiten staat om het arrest te ondertekenen.