In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2021. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling door met een personenauto op twee voetgangers in te rijden. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die wordt aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 680 dagen geëist, waarvan 360 dagen voorwaardelijk. Het hof legt uiteindelijk een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en bevestigt de ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdachte heeft na een woordenwisseling met opzet op twee voetgangers ingereden, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor de slachtoffers. Het hof weegt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar mee in de strafmaat. De verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en heeft gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelt dat deze niet voldoende zijn om een lichtere straf op te leggen. De redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat leidt tot een verkorting van de gevangenisstraf met 2 maanden. Het hof bevestigt de overige beslissingen van de rechtbank.