ECLI:NL:GHAMS:2025:931
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep van diefstal met geweld door jeugdige verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 9 oktober 2024 was gewezen. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met geweld. De tenlastelegging omvatte verschillende gewelddadige handelingen tegen een slachtoffer, waaronder het afpakken van een telefoon en het tonen van een voorwerp dat leek op een vuurwapen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak voor de verdachte heeft gevorderd. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van het slachtoffer waren inconsistent, en de verdachte had verklaard dat hij vooral had willen helpen. Het hof heeft daarom het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter niet in staat was het arrest mede te ondertekenen.