ECLI:NL:GHAMS:2025:982

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
000003-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding voor rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2025 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verzoeker, geboren in 1992, die rechtsbijstand heeft gevraagd in verband met kosten gemaakt voor zijn strafzaak. Het verzoekschrift is op 3 januari 2025 ingediend, waarna de advocaat-generaal op 9 januari 2025 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 11 maart 2025 was de verzoeker niet aanwezig. De verzoeker vraagt om een vergoeding van € 10.546,37 voor kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en € 680,00 voor de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak op 13 december 2024 is geëindigd zonder straf of maatregel. Het hof oordeelt dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid, zoals bepaald in artikel 534 Sv. Het hof concludeert dat de kosten van rechtsbijstand door een advocaatstagiair niet voor vergoeding in aanmerking komen, tenzij deze niet hoofdzakelijk voor de opleiding zijn gemaakt. Het hof kent een vergoeding toe van € 10.727,25 aan de verzoeker, waarbij het verzoek om vergoeding van de kosten van de advocaatstagiair is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en griffier en is uitgesproken in de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000003-25 (530 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-001466-22
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. K. Canatan,
Herengracht 478, 1017 CB Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 3 januari 2025 ingekomen.
Op 9 januari 2025 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 11 maart 2025 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 10.546,37;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 13 december 2024 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
In het geval dat een gewezen verdachte rechtsbijstand is verleend door een advocaatstagiair(e), komen de kosten van rechtsbijstand niet voor vergoeding in aanmerking voor zover die kosten hoofdzakelijk zijn gemaakt in het kader van de opleiding van de advocaatstagiair(e).
In casu is, aldus de toelichting in raadkamer, tijdens het onderzoek ter terechtzitting rechtsbijstand verleend door een patroon en een advocaatstagiair en is niet gebleken dat de rechtsbijstand door de advocaatstagiair nodig was anders dan voor zijn opleiding. De verzochte vergoeding voor de zittingstijd en reistijd naar die zitting van de advocaatstagiair komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking en in zoverre zal het hof de toewijzing van het verzoek matigen (2,5 uur).
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 10.047,25.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 10.727,25 (tienduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en vijfentwintig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, A.E. Kleene-Krom en N.C. Laatsch, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 25 maart 2025.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 10.727,25 (tienduizend zevenhonderdzevenentwintig euro en vijfentwintig cent) op bankrekeningnummer [iban] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Meijers Canatan Advocaten o.v.v. [naam] .
Amsterdam, 25 maart 2025,
mr. A.W.T. Klappe, voorzitter.