Op 11 april 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 maart 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, geboren in 1986. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die wordt vernietigd. Het hof komt op enkele ondergeschikte punten tot een andere bewezenverklaring dan de politierechter en legt ambtshalve een schadevergoedingsmaatregel op ten behoeve van een van de slachtoffers.
De verdachte is in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk. Het hof heeft de op te leggen straf herzien en komt tot de conclusie dat een gevangenisstraf van 4 weken passend is, gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft in twee auto’s ingebroken en eigendommen van anderen weggenomen, wat schade en overlast heeft veroorzaakt.
Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden met 24 maanden, maar verbindt hieraan geen gevolgen. De schadevergoedingsmaatregel van € 700,00 wordt opgelegd aan de verdachte ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], die materiële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Het hof bevestigt de beslissing van de politierechter op de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2]. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de griffier aanwezig was. Het arrest is openbaar uitgesproken op 11 april 2025.