ECLI:NL:GHARL:2013:10042

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
9 januari 2014
Zaaknummer
21-004544-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Otte
  • A.R. van der Winkel
  • K. Lindenberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Zutphen inzake verkeersdelict met black-out verweer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen, gewezen op 23 oktober 2012, in een strafzaak met parketnummer 06-880038-12. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en wonende te [woonplaats], heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor verkeersdelicten. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 15 november 2013, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging, vertegenwoordigd door dr. mr. H.K. ter Brake.

De verdediging voerde aan dat de verdachte ten tijde van het ongeval in een black-out verkeerde, waardoor hem het ten laste gelegde rijgedrag niet kon worden verweten. Het hof heeft deze stelling echter verworpen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk in een black-out verkeerde op het moment van het ongeval. De verklaringen van de verdachte en zijn echtgenote, die kort voor het ongeval nog met elkaar in gesprek waren, werden als onvoldoende overtuigend beschouwd om de black-out te onderbouwen.

Het hof heeft het verkeersgedrag van de verdachte gekwalificeerd als aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig. Hoewel het hof de strafmotivering op dit punt heeft aangepast, oordeelde het dat de opgelegde straf passend bleef bij de bewezen schuldgraad. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank Zutphen, met enkele aanvullingen en verbeteringen in de gronden. De beslissing werd op 29 november 2013 in openbare terechtzitting uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004544-12
Uitspraak d.d.: 29 november 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 23 oktober 2012 met parketnummer 06-880038-12 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 november 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, dr. mr. H.K. ter Brake, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Met betrekking tot het verweer van de verdediging
Naar het oordeel van het hof dient het verweer van de verdediging op andere gronden te worden verworpen. Het verweer van de verdediging komt er op neer dat verdachte een
black-outheeft gehad waardoor het ten laste van verdachte bewezengeachte rijgedrag hem niet kan worden verweten en verdachte derhalve van het primair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Beoordeling van dat verweer dient te geschieden aan de hand van de vraag of aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het ongeval in een de toestand van een black-out verkeerde. Het hof is van oordeel dat die vraag negatief dient te worden beantwoord, anders gezegd het hof acht niet aannemelijk dat verdachte is overvallen door een
black-out. Daartoe heeft het hof om te beginnen in aanmerking genomen dat verdachte voor noch na het ongeval ooit is overvallen door een
black-out. Voorts acht het hof het niet aannemelijk dat de naast verdachte op de passagiersstoel zittende echtgenote niets zou hebben gedaan indien sprake was van een dergelijke toestand bij verdachte, temeer daar verdachte en zijn echtgenote blijkens hun eigen verklaringen kort voor het ongeval nog met elkaar in gesprek waren.
Met betrekking tot de kwalificatie van het bewezenverklaarde verkeersgedrag
Het verkeersgedrag van verdachte dient naar het oordeel van het hof te worden aangemerkt als aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig rijgedrag. Op dit punt dient zowel de bewezenverklaring als de strafmotivering te worden aangepast. Het hof ziet in aanpassing van de strafmotivering op dit punt overigens geen reden om te komen tot een andere straf, daar het die passend acht bij die bewezenverklaarde schuldgraad.
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter voor het overige op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met aanvulling en verbetering van de gronden te worden bevestigd.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis op die onderdelen worden vernietigd en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr A.R. van der Winkel en mr. K. Lindenberg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr R. Robroek, griffier,
en op 29 november 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Van der Winkel en Lindenberg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.