3.De door het hof ingeschakelde deskundige heeft in haar rapportages van de forensisch psychologische onderzoeken onder meer het volgende geconcludeerd:
Forensische beschouwing ([minderjarige])
"[minderjarige] komt uit verschillende bronnen (eerdere rapportage, informatie van derden en de interactie-observatie) naar voren als: enerzijds een gevoelige, gesloten en gehoorzame jongen die het moeilijk vindt om voor zichzelf op te komen maar anderzijds een jongen met een grote geldingsdrang, afgaande op zijn behoefte goed te presteren en de competitie te zoeken. Verder is [minderjarige] volgens zowel school als Accare graag bij zijn moeder maar ook graag bij zijn vader. School noch Accare ziet signalen van mogelijk seksueel misbruik. Wel is duidelijk dat [minderjarige] veel last heeft van de spanningen tussen zijn ouders. In zijn/de opvoeding zal er dus een balans moeten zijn tussen enerzijds een warme sfeer waarin hij zichzelf mag zijn en fouten mag maken en anderzijds een uitdagende benadering waarbij aan hem eisen en grenzen worden gesteld. Daarnaast (zal)/moet hij onbelast contact met beide ouders (moeten) kunnen hebben."
Forensische beschouwing (vader)
"Bovengenoemde behoeften van [minderjarige] leiden t.a.v. een hoofdverblijf bij vader waarbij vader het grootste deel van de opvoeding op zich neemt, tot de volgende indicaties en contra-indicaties:
*
Indicaties
- Vader en [minderjarige] zijn positief op elkaar betrokken, ze hebben wederzijds een hechte band.
- [minderjarige] is graag bij zijn vader en eraan gewend vaak bij hem te zijn.
- Vader besteedt voldoende tijd en aandacht aan de pedagogische aspecten van de opvoeding. Zo vindt hij het belangrijk consequent te zijn en eisen te stellen. [minderjarige], die het gezag van zijn vader accepteert, lijkt zich hier goed naar te voegen.
- Vader onderschrijft het belang dat [minderjarige] niet geconfronteerd wordt met de spanningen tussen de ouders.
- Vader ziet dat [minderjarige] ook graag bij zijn moeder is en heeft er tot nog toe ook steeds naar gestreefd [minderjarige] veel bij zijn moeder te laten zijn, ondanks hun onderlinge strijd.
- Vader geeft te kennen open te staan voor hulpverlening ter verbetering van zijn communicatie met moeder.
*
Contra-indicaties
- Vader is geneigd niet altijd voldoende stil te staan bij de gedachten en gevoelens van [minderjarige] maar zo nu en dan teveel uit te gaan van zijn eigen behoeften, die hij vervolgens -onbewust en onbedoeld- op een soms dwingende manier aan [minderjarige] oplegt, waarmee hij de emotionele afstand tussen hem en [minderjarige] juist vergroot.
- Mogelijk houdt vader ook ‘meer in het algemeen’ onvoldoende rekening met het effect dat zijn dominante houding op [minderjarige] kan hebben. [minderjarige] zal dan misschien in praktische zaken wel heel zelfredzaam worden zoals vader graag wil, maar ondertussen zich toch afhankelijk en volgzaam tegenover zijn vader blijven opstellen. Wanneer in dat geval de geschiedenis zich zal herhalen, maar dan in de relatie tussen vader en zoon.
Wanneer vader ‘slechts’ een omgangsregeling met [minderjarige] krijgt, zullen bovenstaande indicaties minder voordeel opleveren, maar daarentegen de genoemde contra-indicaties ook minder nadeel.
Afweging van bovengenoemde indicaties en contra-indicaties resulteert erin dat gesteld kan worden dat vader voldoende in staat moet worden geacht de opvoeding van [minderjarige] op zich te nemen c.q. het hoofdverblijf een goede invulling te geven.
Wanneer hiervoor gekozen wordt, maar ook wanneer hij een ruime omgangsregeling houdt, zal hij echter wel kunnen profiteren van opvoedingsondersteuning, om hem te adviseren t.a.v. genoemde contra-indicaties, maar zeker ook om de opvoeding door beide ouders op elkaar af te stemmen.
Wanneer [minderjarige] bovendien het grootste deel van de schooldagen bij vader verblijft, moet over wogen worden hem bij vader in de buurt naar school te laten gaan. Dan kan hij elke dag met de fiets naar school en het gemakkelijker zelf regelen om in zijn vrije tijd met vriendjes van school te spelen. Behalve dat dit praktische voordelen heeft, zal het hem meer ruimte geven om zijn identiteit te ontwikkelen.
Forensische beschouwing (moeder)
"Gelet op de bovengenoemde behoeften van [minderjarige] kunnen t.a.v. een hoofdverblijf bij moeder waarbij moeder het grootste deel van de opvoeding op zich neemt, de volgende indicaties en contra-indicaties worden genoemd:
*
Indicaties
- Moeder en [minderjarige] zijn positief op elkaar betrokken, ze hebben wederzijds een hechte band.
- [minderjarige] is graag bij zijn moeder en eraan gewend bij haar te wonen.
- Moeder besteedt voldoende tijd en aandacht aan de emotionele/affectieve aspecten van de opvoeding. Zo vindt ze het belangrijk dat [minderjarige] het thuis gezellig heeft, fijn kan spelen en bij haar een luisterend oor vindt.
- Moeder onderschrijft het belang dat [minderjarige] niet geconfronteerd wordt met de spanningen tussen de ouders.
- Moeder ziet dat [minderjarige] ook vaak wél met plezier naar zijn vader gaat (al heeft ze er moeite mee hem te laten gaan).
- Moeder heeft in het verleden laten zien open te staan voor de nodige hulpverlening en maakt de indruk dat nog steeds te doen.
*
Contra-indicaties
- Moeder is geneigd tot overbezorgdheid/overbescherming, waardoor het gevaar bestaat dat ze [minderjarige] teveel claimt en teveel voor hem invult, waarmee ze zijn ontwikkeling tot een eigen identiteit afremt maar uiteindelijk hem ook juist van zich zal verwijderen.
- Moeder is geneigd tot het onvoldoende stellen van eisen en grenzen waardoor ze [minderjarige] te veel ruimte geeft, waarmee het gevaar op de loer ligt dat hij in zijn gedrag tegenover haar bepalend wordt en zij zich steeds meer gedwongen voelt hem te volgen.
- Moeder is er nog steeds van overtuigd dat vader [minderjarige] seksueel grensoverschrijdend heeft benaderd, maar ook verder heeft ze onvoldoende vertrouwen in de manier waarop vader [minderjarige] benadert. Zolang dit het geval is, zal het voor moeder moeilijk zijn om [minderjarige] onbelast contact met zijn vader te laten hebben.
Wanneer moeder ‘slechts’ een omgangsregeling met [minderjarige] krijgt, zullen bovenstaande
indicaties minder voordeel opleveren, maar daarentegen de twee eerstgenoemde contra-indicaties ook minder nadeel. Voor moeder’s onvoldoende vertrouwen in vader’s benadering van [minderjarige] geldt dat niet: zolang haar wantrouwen blijft, zal [minderjarige] geconfronteerd blijven met spanning tussen zijn ouders.
Afweging van bovengenoemde indicaties en contra-indicaties resulteert erin dat gesteld kan worden dat moeder intensieve opvoedingsondersteuning nodig zal hebben om de opvoeding van [minderjarige] op voldoende adequate wijze op zich te nemen c.q. het hoofdverblijf een goede invulling te geven.
Wanneer hier desondanks voor gekozen wordt maar ook wanneer moeder een ruime omgangsregeling krijgt, zal deze opvoedingsondersteuning erop gericht moeten zijn haar te bevestigen t.a.v. genoemde indicaties en haar te adviseren en begeleiden t.a.v. genoemde contra indicaties. Maar zeker ook om de opvoeding door beide ouders op elkaar af te stemmen en waar nodig een bemiddelende rol te spelen bij het nemen van belangrijke beslissingen.
Wanneer [minderjarige] het grootste deel van de schooldagen bij moeder gaat verblijven, moet over wogen worden hem bij moeder in de buurt naar school te laten gaan. Dan kan hij elke dag met de fiets naar school en het gemakkelijker zelf regelen om in zijn vrije tijd met vriendjes van school te spelen. Behalve dat dit praktische voordelen heeft, zal het hem meer ruimte geven om zijn identiteit te ontwikkelen.
Forensische beschouwing (vader en moeder)
"Zolang de communicatie tussen de ouders nog verstoord is, zal co-ouderschap niét haalbaar zijn. Wat betekent dat [minderjarige] bij één van zijn ouders het hoofdverblijf zal moeten hebben, waar hij dan ook hoofdzakelijk woont. O.g.v. de genoemde contra-indicaties ligt het niet voor de hand om dit bij moeder te laten zijn. Echter, omdat [minderjarige] wel een goede band met zijn moeder heeft, is een ruime omgangsregeling met haar wel van belang.
Een verdergaand onderzoek naar evt. seksueel misbruik van [minderjarige] (een zgn. lastenonderzoek) is niet aan te raden. Allereerst komen uit zowel het onderzoek door Accare als het onderzoek door de zedenpolitie, die beide specifiek op dit evt. misbruik waren gericht, geen aanwijzingen in die richting naar voren. Ten tweede zal het [minderjarige] mogelijk het idee geven dat er toch wel iéts op dit gebied aan de hand moet zijn. En ten derde is het zeer de vraag of moeder, in geval er opnieuw geen misbruik wordt vastgesteld, dan wél gerustgesteld is.
Tot slot kan moeder worden geadviseerd weer te starten met ‘steunende en structurerende behandelcontacten’ of met cognitieve gedragstherapie. Bij beide heeft ze in het verleden veel baat gehad om steviger in haar schoenen te komen staan. Met ditzelfde doel doet ze er ook goed aan op zoek te gaan naar werk, al dan niet betaald, dat ze kan doen op tijden dat [minderjarige] op school of bij zijn vader is.