ECLI:NL:GHARL:2013:4670

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 juni 2013
Publicatiedatum
3 juli 2013
Zaaknummer
11/00836 e.v.
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en vergrijpboete voor dartgala's

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem met betrekking tot een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de opgelegde vergrijpboetes. De inspecteur van de Belastingdienst had aan belanghebbende, die dartgala's organiseerde, een navorderingsaanslag opgelegd voor de jaren 2002 tot en met 2005, waarbij de inspecteur de omzet en de vergrijpboetes had gecorrigeerd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de rechtbank had de meeste bezwaren ongegrond verklaard. Belanghebbende stelde dat de inspecteur ten onrechte de bewijslast had omgekeerd en dat de correcties op de omzet niet terecht waren. De rechtbank had de vergrijpboetes verminderd, maar belanghebbende was het daar niet mee eens. Tijdens de zitting bij het hof werd de administratie van belanghebbende als gebrekkig beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de inspecteur de correcties op de omzet en de vergrijpboetes terecht had opgelegd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor de meeste jaren, maar vernietigde de uitspraak voor het jaar 2002 met betrekking tot de vergrijpboete en verlaagde deze. Het hof oordeelde dat de inspecteur de correcties op de omzet op een redelijke manier had vastgesteld en dat de vergrijpboetes passend waren, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 11/00836, 11/00837, 12/00021 en 12/00022
uitspraakdatum:
18 juni 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende),
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst[te P](hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 22 november 2011, nummers AWB 10/1234, 10/1235, 10/1236 en 10/2388, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 168.222. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 14.169 opgelegd en is € 10.656 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 152.329, de vergrijpboete verminderd tot € 11.397 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 8.991.
1.3.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en is de verliesbeschikking vastgesteld op € 90.631. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 5.060 opgelegd.
1.4.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de verliesbeschikking vastgesteld op € 114.676 en de vergrijpboete verminderd tot nihil.
1.5.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2004 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 98.577. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 13.535 opgelegd en is € 5.614 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.6.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.320, de vergrijpboete verminderd tot € 9.291 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 3.495.
1.7.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 131.194. Voorts is bij beschikking een vergrijpboete van € 29.285 opgelegd en is € 8.264 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.8.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag, de vergrijpboete en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
1.9.
Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2002, de beschikking heffingsrente 2002 en de verliesbeschikking IB/PVV 2003 bij uitspraak van 22 november 2011 gegrond verklaard, de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 92.201, de beschikking heffingsrente 2002 dienovereenkomstig verminderd, de verliesbeschikking IB/PVV 2003 vastgesteld op € 168.406 en het beroep tegen de aanslagen IB/PVV 2004 en 2005 en de beschikkingen heffingsrente 2004 en 2005 ongegrond verklaard. Verder heeft de Rechtbank in genoemde uitspraak het beroep tegen de vergrijpboeten 2002, 2004 en 2005 gegrond verklaard, de vergrijpboete 2002 verminderd tot 22,5% over € 18.115 en 36% over € 1.960, de vergrijpboete 2004 verminderd tot 36% over € 7.000 en de vergrijpboete 2005 verminderd tot 45%.
1.10.
Belanghebbende heeft bij brieven van 22 december 2011, ingekomen bij het Hof op 27 december 2011 respectievelijk 5 januari 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend. In zijn verweerschrift inzake de aanslag IB/PVV 2003 heeft de Inspecteur incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep van de Inspecteur beantwoord.
1.11.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2013 te Arnhem. Onderhavige zaken zijn gezamenlijk behandeld met de zaken met de nummers 11/00838 en 11/00839. Belanghebbende is ter zitting verschenen ter bijstand vergezeld van [zijn gemachtigde]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [.].
1.12.
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en de wederpartij overgelegd.
1.13.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert onder de naam [A] een onderneming in de vorm van een eenmanszaak te [Q] (hierna: de eenmanszaak). De werkzaamheden bestaan onder andere uit het verrichten van administratieve werkzaamheden en belastingadvisering ten behoeve van derden.
2.2.
Naast deze werkzaamheden verrichtte belanghebbende vanaf 1 juni 2001 in de vorm van een vennootschap onder firma met [B] activiteiten op het gebied van het organiseren van evenementen onder de naam [C] VOF (hierna: de vof). De activiteiten van de vof zijn met ingang van 1 oktober 2004 overgedragen aan en komen vanaf dat tijdstip voor rekening van [C BV]. De aandelen van [C] BV zijn voor 50% in bezit van [D] BV (waarvan de aandelen in bezit zijn van belanghebbende) en voor 50% in bezit van [E] BV (waarvan de aandelen in handen zijn van [B]).
2.3.
De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld bij de eenmanszaak en de vof. Op 17 september 2007 heeft de Inspecteur een concept rapport uitgebracht, waarin boetes worden aangekondigd. Op 27 februari 2008 heeft de Inspecteur het definitieve rapport uitgebracht. Hierin is – voor zover van belang – het volgende opgenomen.
“4.4. Jaar 2001
4.4.1.
Dartgala 2001 te [R]
Het eerste Dartgala heeft plaatsgevonden op [datum]. De locatie was sporthal [F] te [R]. Het betrof een dartsclinic met 3 bekende (internationale) darters onder leiding van een gerenommeerde caller. Voorts zijn er optredens geweest van diverse muzikanten. Ook zijn er, tegen betaling, entertainment games georganiseerd. Dit betroffen blinddarts en een verloting. De samenstelling van de omzet bestond voorts uit sponsoren en kaartverkoop voor V.I.P.’s en zaalkaarten.
4.4.2.
Administratie
De basis voor de opgestelde jaarrekening zijn diverse kladaantekeningen van [X]. Een materieel aanvaardbare kasadministratie is niet aan ons overlegd. Ook ontbreken er diverse facturen. Ondanks diverse verzoeken van ons zijn deze benodigde administratieve bescheiden niet overlegd. Er is niet voldaan aan de bewaarplicht zoals ook omschreven in artikel 52 A.W.R. De gevoerde administratie kan geen basis zijn voor een juiste winstberekening.
In de reacties van [X] geeft hij aan dat de gevoerde administratie wel aan de eisen voldoet. Gezien de hoogte van zowel de omzet als de kosten, gerealiseerd in een kort tijdsbestek, is door ondermeer het ontbreken van een juiste kasadministratie alsmede het ontbreken van een controle op de geldstromen, niet voldaan aan het gestelde in artikel 52 van de A.W.R.
(…)
4.5.
Jaar 2002
4.5.1.
Dartgala 2002 te [R]
Op [datum] heeft op dezelfde locatie als in 2001 een darttoernooi plaatsgevonden. Ditmaal zijn er 6 gerenommeerde (ook internationale) darters aanwezig. Voorts werd er een demonstratiepartij gegeven door 2 dartsters. De verdere indeling van de avond was gelijk aan die van 2001.
(…)
4.5.2.
Administratie
De administratie van 2002 is gelijk aan die van 2001. Onze bevindingen zijn derhalve ook gelijk aan die van 2001.
(…)
4.5.3.
Omzet Dartgala 2002
Wij hebben de vennoten schriftelijk verzocht om de aangegeven omzet nader te onderbouwen met bewijsstukken. De vennoten hebben hierop niet gereageerd. Wij hebben ons dus alleen kunnen baseren op de aangetroffen kladopstellingen. Uit de kladjes en de jaarrekening hebben wij kunnen herleiden dat er 418 kaarten zijn verantwoord. Dit kan niet het werkelijke aantal verkochte kaarten zijn en wel om de volgende redenen:
In een aangetroffen kopie van krantenartikel waarin geschreven wordt over het verloop van het Dartgala 2002 wordt een bezoekersaantal van ruim 800 vermeld. In een e-mail van [X] gedateerd 18 december 2002, wordt een ervaringscijfer van 1.250-1.500 bezoekers genoemd.
Het Dartgala heeft op [datum] plaatsgevonden. Uit aantekeningen blijkt dat alle 418 verantwoorde kaarten al op [datum] zijn verkocht. Dit betekent dat er geen kaarten meer verkocht zouden zijn op [datum] en de dag van het toernooi. Dit is niet aannemelijk. De opbrengsten van de consumptiebonnen betreffen 8000 consumpties. Bij 418 bezoekers zouden dit gemiddeld ruim 19 consumpties per persoon betekenen. Ook dit is niet geloofwaardig.
Wij gaan in onze omzetberekening uit van 818 betalende toeschouwers. Dit betekent overigens dat gemiddeld ruim 10 consumpties zijn gebruikt per toeschouwer. Doordat dit gezien de ervaringscijfers van de cateraars nog ruim is, betekent het dat door ons ingenomen standpunt minimaal is. Met ingang van 2004 is uitgeweken naar een zaal met een grotere capaciteit. Dit bevestigd dat de maximale capaciteit, van de in de jaren 2001 tot en met 2003, is benut geweest. Kosten kaartjes € 17, 50 per stuk. 400 stuks kaartjes, bruto € 7.000.
Als reactie op de conceptrapportage geeft [X] o.m. de slechte weersomstandigheden aan. Nader onderzoek op de website van het K.N.M.I. geeft aan dat er geen extreme klimatologische omstandigheden zijn geweest op [datum]. De temperaturen zijn zelfs bovengemiddeld geweest.
Winstcorrectie jaar 2002 € 6.604 (excl. € 396 OB).
De aangegeven omzet sponsoren is volgens ons onjuist. Zie ook de noot van het jaar 2001. De naam [G] staat afgedrukt op het toegangsbewijs, evenals de andere betalende sponsoren, die wel in de omzet zijn teruggevonden. Dus kunnen wij ervan uitgaan dat [G] gesponsord heeft evenals de andere afgedrukte sponsoren op het toegangsbewijs. Dat [G] het bedrag nooit heeft voldaan blijkt nergens uit. Tevens is door ons reeds in 2001 een aantekening aangetroffen dat aan [G] nog een factuur van Fl. 5.000 diende te worden uitgeschreven. In de agenda van [X] staat op 20 juni 2001 vermeld: “[G] Fl. 5.000”. Voor alle op de toegangsbewijzen vermelde sponsoren, excl. [G], is een factuur aangetroffen van € 1.134,45 (Fl. 2.500) excl. € 215,55 OB. Gecombineerd met de aangetroffen aantekening in 2001, gaan wij ervan uit dat aan [G] voor Fl. 5.000 sponsoring in rekening is gebracht.
Winstcorrectie jaar 2002 € 2.268.
(…)
4.6
Jaar 2003
4.6.1.
Dartgala 2003 en concert [.] te [S]
In 2003 heeft [C] zich bezig gehouden met 2 evenementen:
[datum]: Dartgala, wederom in [F].
[datum] Concert [.].
4.6.2.
Administratie
Het oordeel over de gevoerde administratie is gelijk aan voorgaande jaren. Een materieel juiste kasadministratie is niet aangetroffen. Ook ontbreken diverse onderliggende stukken (facturen). Enkel de kladaantekeningen zijn aangetroffen. Voor 2003 is van belang dat inzake het dartgala de contante omzet is vastgesteld op basis van de uitgaven. Voorts zijn in de theoretische omzetberekeningen (TOB) grote verschillen geconstateerd. Ook voor 2003 hebben wij schriftelijk vragen gesteld. In de beantwoording is op de TOB’s en de administratiegebreken onvoldoende ingegaan. De gevoerde administratie kan geen basis zijn voor een juiste winstberekening.
4.6.3.
Dartgala 2003
4.6.3.1 Omzet
Als opbrengst/omzet voor het Dartgala 2003 wordt een bedrag van € 22.384 aangegeven. In dit bedrag zijn de volgende opbrengsten begrepen:
VIP- en sponsoren
€ 3.567
Loterij
€ 990
Winstdeel consumpties
€ 13.101
Dit betekent dat voor de verkoop van (zaal)kaarten (exclusief VIP-kaarten) een bedrag van € 4.727 is aangegeven. De verkoopprijs van een zaalkaart bedroeg € 17, inclusief 6% omzetbelasting. De opbrengst van € 4.727 vertegenwoordigd een verkoop van € 4.727/€ 16,03 = 294 zaalkaarten. De aangegeven omzet komt dus uit op 294 verkochte zaalkaarten. In een krantenartikel van [datum] wordt melding gemaakt van een uitpuilende zaal met ruim 900 bezoekers. Het aantal consumpties berekend door de cateraar bedraagt 7.706. Bij het aantal verantwoorde zaalkaarten van 294 zou dit betekenen dat er per bezoeker 26 consumpties zijn genuttigd. Dit is niet aannemelijk. Voorts zijn er nog een tweetal factoren te noemen waarom er meer bezoekers zijn geweest dan de berekende 294:
  • vanaf 2004 is een zaal met een grotere capaciteit in gebruik genomen, dit kan niet anders betekenen dat voorheen de maximale capaciteit werd benut.
  • in 2002 is een e-mail verstuurd met daarin ervaringscijfers inzake het aantal bezoekers van 1.250 tot 1.500.
Wij hebben de omzet middels een TOB als volgt berekend:
Berekening aantal toeschouwers:
Kostprijs buffet voor VIP en organisatie € 1.504. Bij een kostprijs van € 15 per persoon hebben er 100 personen aan het buffet deelgenomen.
De cateraar heeft 7.706 consumpties uitgeschonken. Uitgaande van 8 consumpties per persoon komt het aantal bezoekers uit op 963.
Wij hebben het aantal VIP's en organisatie op 100 personen berekend, dus het aantal zaalkaarten is minimaal 863 (zie ook krantenartikel [datum]). Van de 100 personen die deelgenomen hebben aan het buffet stellen wij dat 15 personen tot de organisatie behoren. Daarom zijn er 85 betalende VIP's geweest. Onder de sponsoropbrengst zijn reeds 29 VIP's verantwoord. Derhalve zijn 56 VIP-kaarten (85-29) niet in de omzet verantwoord.
Resumé en correctie.
Niet aangegeven zijn:
Vip-kaarten: 100 - 15 (organisatie) - 29 ( reeds aangegeven) = 56 * 70 = € 3.920 (incl. € 626 OB)
Zaalkaarten: 863 - 294 (reeds aangegeven) = 569 x € 17 = 9.673 ( incl. € 547 OB)
In totaal is een bedrag van € 12.420 (excl. OB € 1.173) omzetbelasting niet verantwoord.
Winstcorrectie 2003 € 12.420
4.6.3.2 Kosten
Ten aanzien van de kosten van het dartgala zijn door ons de volgende opmerkingen te plaatsen:
Factuur [H]
Inzake [H] is 1.500 (excl. 90 OB) als kosten verwerkt. Deze kosten worden niet gestaafd met facturen. Derhalve wordt deze kostenpost niet geaccepteerd.
Overige kosten
In de ingestuurde verlies en winstrekening staat de volgende opstelling van diverse kosten vermeld:
Bankkosten     € 12.003
Advocaatkosten   € 17.388
Accountantskosten   € 7.544
Sponsorkosten   € 10.000
Kvk
€ 121
Totaal     € 47.056
Wij hebben door middel van onze brief van 7 december 2006 firmanten schriftelijk verzocht om een specificatie per kostensoort en de desbetreffende facturen te overleggen. Hieraan is geen gevolg gegeven. Daarom worden deze kosten niet geaccepteerd. Om de kosten te kunnen accepteren moeten wij de onderliggende stukken inzien. Er is thans geen enkel inzicht in de aard van de kosten, de periode waarop deze betrekking hebben, alsmede het zakelijk aspect.
Voor zover wij kunnen nagaan is ten aanzien van deze kosten geen voorbelasting (omzetbelasting) geclaimd.
In de reactie op de conceptrapportage wordt aangegeven dat de benodigde info reeds in ons bezit zou zijn, terwijl in een reactie op een eerder verzonden vragenbrief verklaard werd dat alle informatie zich in de administratie zou bevinden.
Winstcorrectie jaar 2003  € 48.556
(…)
4.6.4
[Concert] 2003
4.6.4.1 Omzet
Door het ontbreken van een kasadministratie en een controle op het aantal toegangskaarten en een groot verschil in de door ons opgestelde TOB, is de gevoerde administratie materieel onaanvaardbaar. In de verlies en winstrekening is opgenomen:
Omzet € 104.052
Kostprijs € 478.685
Verlies € 374.633
Uit een ons ter beschikking staand overzicht blijkt dat in de aangegeven omzet 1.377 verkochte toegangsbewijzen zijn verwerkt. Dit betreffen 349 vipkaarten en 1.028 veld- tribunekaarten. Er zijn voor ons een aantal bronnen dan wel redenen om te veronderstellen dat er meer betalende toeschouwers zijn geweest. Zo zijn er een aantal opmerkelijk krantenartikelen:
- [datum] : Citaat: "verkoop van 5000 van de beschikbare plaatsen".
Voor aanvang toernooi: Artikel van [.] "uitverkoop, toch hoop op een vol stadion. Citaat: " tot nu toe ruim 4.000 van de beschikbare kaarten verkocht" en: "van de 550 vipkaarten zijn er nog maar 20 of 30 over"
Verder strookt de omzet van de cateraar VOF [I] niet met de opgave van 1.028 veld- tribunetoeschouwers. Het gemiddeld consumptiegebruik per toeschouwer is extreem hoog (€ 26,71 p.p) en strookt niet met ervaringscijfers. Uit het overzicht van de kaartverkoop blijkt dat op de dag van het concert geen enkele toegangskaart zou zijn verkocht. Wij stellen dat dit wel degelijk het geval is geweest en dat deze omzet niet is verantwoord. [X] stelt dat: "de opbrengst cateraar en kassaopbrengst zijn gesaldeerd met de terugbetaalde restituties aan de kassa".
In het eerder aangehaalde krantenartikel van [.], staat dat de prijzen van de toegangskaarten zijn verlaagd naar € 37,50 voor zowel tribune- als veldkaarten, dus respectievelijk een verlaging met € 7,50 en € 12,50. Het bedrag dat in de omzet is betrokken als terugbetaling (reductieprijzen) is € 8.620. In het omzetoverzicht staat tevens vermeld dat er voor circa 800 kaarten restitutie heeft plaatsgevonden. Omdat er gemiddeld € 10 per kaart zou zijn terugbetaald, corresponderen deze circa 800 kaarten met het als reductieprijzen opgenomen bedrag van € 8.620 in het omzetoverzicht. Van saldering kan dus geen sprake zijn. De restitutie van een deel van het entreegeld is apart verantwoord. De verkoop op de dag zelf en de pacht van de cateraar zijn, ondanks de verklaring van [X], niet in de aangegeven omzet verwerkt.
De reactie van [X] op onze constatering dat er op de op de dag van het concert een groot aantal verkochte kaarten niet zijn verantwoord kunnen wij dus weerleggen.
Onze theoretische omzetberekening is gebaseerd op informatie verkregen van de cateraar en op informatie uit krantenartikelen (zie hiervoor). Het contract met de (veld)cateraar is in ons bezit. In dit contract staat opgenomen dat vooraf de helft van de pachtsom diende te worden voldaan. Uit aantekeningen blijkt dat er vooraf € 5.186 is betaald. In het contract met de cateraar staat opgenomen dat indien het aantal toeschouwers dat ter beschikking staat van de cateraar tussen de 4001 en 5000 zal bedragen, de pachtvergoeding € 9.950 (excl. .€ 1.891 omzetbelasting) zal bedragen. Het vooraf betaalde bedrag is dus ongeveer de helft van de totale pachtvergoeding.
Wij stellen dat er 4.000 meer betalende toeschouwers zijn geweest dan is opgegeven en verantwoord. Dit aantal stemt overeen met de informatie uit de kranten en de gegevens van de cateraar. Bij een kaartprijs van € 37,50 is derhalve een meer-opbrengst van € 150.000 (incl. € 8.491 OB). Ook dient de gehele pacht € 11.840 incl. € 1.890 OB) tot de omzet gerekend te worden.
Als reactie op de conceptrapportage wordt verwezen naar een krantenartikel welke aangeeft dat 3.500 mensen de kassa passeerden. In de aangeven omzet zijn echter nog geen 1.400 betalende bezoekers verwerkt.
Winstcorrectie 2003 € 151.459
4.7
Jaar 2004
4.7.1
Omschrijving bedrijfsactiviteiten
In 2004 heeft [C] maar 1 evenement georganiseerd. Dit betreft het Dartgala op [datum], wederom in [F]. Dit jaar niet in het gemeenschapshuis maar in de grotere sporthal.
4.7.2
Administratie
Het oordeel over de gevoerde administratie is gelijk aan voorgaande jaren. Een materieel juiste kasadministratie is niet aangetroffen. Voorts ontbreken diverse onderliggende stukken(facturen). Naast diverse kladaantekeningen is ook een uitdraai van een grootboek (opgezet in King door [A]) ingezien. Een auditfile is ons niet ter beschikking gesteld. Voorts zijn in de theoretische omzetberekeningen(TOB) grote verschillen geconstateerd. Ook voor 2004 hebben wij schriftelijk vragen (brief d.d. 7-12-2006) gesteld. In zijn brief van 15 mei 2007 gaat [X] niet- of onvoldoende in op onze bemerkingen en de door ons gepresenteerde TOB. De gevoerde administratie kan geen basis zijn voor een juiste winstberekening.
4.7.3
Omzet
Dit jaar werd het Dartgala in de sporthal gehouden. Deze hal heeft een grotere toeschouwerscapaciteit dan de zaal die voorgaande jaren is gebruikt. Hieruit blijkt dat de evenementen in de voorgaande jaren zo goed bezocht werden dat er een grotere zaal gezocht diende te worden. Voor 2004 is met cateraar [J] een overeenkomst gesloten. Hierin is vastgelegd dat [J] bij 200 VIP's en 1.000 andere toeschouwers (zie ook de reeds eerder genoemde e-mail 2002) € 2.500 zal vergoeden aan [C]. Dit bedrag is ook voldaan door de cateraar. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat dit het minimale aantal bezoekers betreft. In de aangegeven omzet zijn maar 102 Vip- en 536 zaalkaarten verwerkt. [J] factureert kosten ten behoeve van 150 VIP's aan [C]. De spelersarrangementen zijn apart gefactureerd.
Hieruit blijkt dat dus minimaal 48 Vipkaarten niet zijn verantwoord. In onze theoretische omzetberekening gaan wij uit van 150 VIP en 1.100 zaalkaarten. Van de opbrengsten inzake de garderobe, verloting en parkeren zijn geen specificaties aangetroffen. De hiervoor aangegeven omzetten zijn gezien het aantal bezoekers veel te laag.
TOB.
VIP 150 — verwerkt 102, meer vip 48 á € 79,50 is     € 3.816
Zaal 1.100 — verwerkt 536, meer zaal 564 á € 17,50 is   € 9.870
Te lage opbrengst garderobe, verloting en parkeren   € 3.000
Totaal   € 16.686 incl. € 1.647 OB
Als reactie op de conceptrapportage wordt verwezen naar het verlies van de cateraar omdat deze al een sponsorbijdrage van € 2.500 had gedaan. In de overeenkomst staat uitdrukkelijk vermeld dat de sponsorbijdrage zou worden bijgesteld als het uitgangspunt inzake de bezoekers niet gehaald zou worden. Blijkbaar zijn de gestelde aantallen wel gehaald want de sponsorbijdrage is niet naar beneden bijgesteld.
Winstcorrectie 2004 afgerond € 15.000
4.7.4
Kosten
In de verlies en winstrekening is een specificatie opgenomen van "Algemene kosten, Sponsorkosten, Rente en financieringskosten en lasten voorgaande jaren" voor in totaal € 49.209 (excl. € 9.350 OB). Wij hebben d.d. 7 december 2006 schriftelijk gevraagd om een specificatie alsmede de bewijsstukken. Enkel een uitdraai van de grootboekrekeningen is ingestuurd. Hiermee zijn de kosten nog niet aannemelijk gemaakt en worden daarom door ons gecorrigeerd. Zie ook punt 4.6.3.2.
Winstcorrectie 2004 € 49.209
Als reactie op de conceptrapportage wordt medegedeeld dat de bijbehorende bewijsstukken zijn bijgevoegd. Deze zijn door ons niet aangetroffen.
2.4.
Tot de gedingstukken behoren enkele krantenberichten waarin verslag wordt gedaan van de gehouden dartgala’s. Met betrekking tot het in 2001 gehouden dartgala wordt in deze berichten melding gemaakt van “een ruim 500 koppig” publiek. Over het in 2002 gehouden gala wordt gesproken over “dik 800 in de sporthal geperste toeschouwers”. In een e-mail van de vof van 18 december 2002 aan [.] wordt gevraagd of zijn organisatie wat tv-aandacht aan het [datum] te houden dartgala kan besteden. Hierbij wordt opgemerkt dat gemiddeld tussen de 1250 en 1500 toeschouwers op die avond afkomen.
2.5.
Met betrekking tot de dartgala’s is door de vof geen kasboek bijgehouden. Wel zijn er voor de jaren 2002, 2003 en 2004 kladaantekeningen waarop diverse inkomsten en uitgaven zijn vermeld. Hierop is niet aangegeven wanneer de inkomsten zijn ontvangen en de uitgaven zijn gedaan. De kladaantekeningen sluiten niet volledig aan bij de in de jaarrekeningen van de vof vermelde inkomsten en uitgaven. Voor het jaar 2004 behoren daarnaast een kasopstelling en een kaartverkoopoverzicht tot de gedingstukken. De kasopstelling maakt geen melding van data van ontvangst en betaling. Het kaartverkoopoverzicht maakt melding van de voorverkoop van 800 kaarten en van een ontvangst per kas op [datum] van één van de afnemers van € 2.500. Deze ontvangst is ook in de kasopstelling verwerkt.
2.6.
De vof is met [G] BV overeengekomen dat deze het dartgala 2002 met een bedrag van € 2.268 zal sponsoren. Belanghebbende heeft tijdens diverse gesprekken gevraagd om betaling van dit bedrag. [G] BV is in 2003 of 2004 failliet gegaan.
2.7.
Ook met betrekking tot het in 2003 georganiseerde concert [.] is door de vof geen kasboek bijgehouden. Wel zijn voor dit evenement kladstukken met aantekeningen over inkomsten en uitgaven gemaakt. Daarnaast behoort tot de gedingstukken een met de computer vervaardigd omzetoverzicht, waarin de in de jaarrekening verantwoorde omzet is gespecificeerd. In dit overzicht is vermeld: € 43.625 verkoop VIP-kaarten (inclusief BTW), € 39.552 verkoop dagkaarten via [.] en € 6.906 overige verkoop dagkaarten. Hierin zijn begrepen contante verkopen van € 1.000 voor VIP-kaarten en € 1.007,50 voor losse kaartverkoop. In totaal heeft de vof 1377 verkochte kaarten in haar boekhouding verwerkt, 349 VIP-kaarten en 1028 gewone kaarten.
2.8.
Op een kladnotitie van [datum] is een bedrag van € 2.007,50 aan contante verkopen vermeld. Uit diezelfde kladnotitie kan worden afgeleid dat deze verkopen op [datum] zijn gerealiseerd. In het omzetoverzicht is opgenomen dat aan bezoekers die vooraf een kaart hadden gekocht een restitutie van € 8.620 (inclusief BTW) is verleend. Belanghebbende heeft tijdens het boekenonderzoek verklaard dat dit een schatting was en dat de werkelijke terugbetaling € 6.438,50 is geweest.
2.9.
Bij brief van 7 mei 2003 heeft [I] aan de vof een bevestiging gezonden van de met betrekking tot de catering tijdens het concert gemaakte afspraken. Hierin is vastgelegd dat [I] de catering voor de gewone bezoekers tijdens het concert voor eigen rekening zal verzorgen en hiervoor aan de vof een pachtsom is verschuldigd. De VIP-catering werd door een andere partij verzorgd. De door [I] te betalen pachtsom is afhankelijk van het aantal bezoekers en loopt op van € 2.150 (2000 betalende bezoekers of minder) tot € 32.000 (bij meer dan 11000 betalende bezoekers). Bij tot en met 5000 betalende bezoekers bedraagt de pacht € 9.950 (exclusief BTW). Op een factuur van [datum] is vastgelegd dat de vof op [datum] van [I] in totaal € 5.431 aan wisselgeld heeft ontvangen. Volgens opgave van [I] is op de dag van het concert een omzet (inclusief BTW) van (afgerond) € 27.500 gerealiseerd.
2.10.
In de [krant] van 10 juli 2003 wordt melding gemaakt van 5000 voor het concert verkochte plaatsen. In een ander vóór het concert verschenen artikel wordt opgemerkt dat ruim 4000 kaarten zijn verkocht en dat er van de 550 VIP-kaarten nog maar slechts 20 of 30 over zijn. In de [krant] van 19 juli 2003 wordt melding gemaakt van een tegenvallend bezoekersaantal. In plaats van de gewenste 12000 passeerden volgens dit artikel 3500 muziekfans de kassa.
2.11.
Bij brief van 19 december 2003 heeft [J] aan de vof geschreven dat zij de catering voor het dartgala 2004 zal verzorgen, waarbij 200 VIP-gasten en 1000 personen publiek worden verwacht. Hierbij is overeengekomen dat [J] een sponsorbijdrage van € 2.500 zal betalen, welk bedrag is gebaseerd op genoemde aantallen. Wijziging van deze aantallen kan wijziging in de sponsorbijdrage tot gevolg hebben. [J] is in haar factuur van 30 januari 2004 uitgegaan van 150 VIP-gasten.
2.12.
In februari en november 2005 heeft [C] BV dartgala’s georganiseerd in [T]. De organisatie van die evenementen werd feitelijk uitgevoerd door belanghebbende en [B]. [C] BV heeft op 18 mei 2005 een driejarig contract gesloten met [K S.A.] voor de organisatie van dartevenementen in 2006, 2007 en 2008. [K S.A.] heeft in 2005 naast een vergoeding van € 190.000 voor de organisatie van het toernooi [.] 2005 een vooruitbetaling van € 401.000 voor de in latere jaren te organiseren evenementen gedaan.
2.13.
In mei 2005 heeft [C] BV telkens € 135.000 overgemaakt op de bankrekeningen van [D] BV en[E] BV. In oktober 2005 volgde nog een betaling van twee maal € 35.000. De bedragen zijn in het grootboek van de betrokken besloten vennootschappen in hun onderlinge rekening courant met [C] BV geboekt. De beide holdings hebben vervolgens de ontvangen bedragen in 2005 doorgestort naar de privé bankrekening van belanghebbende en [B]. Belanghebbende heeft het ontvangen bedrag als schuld aan [D] BV in het grootboek van de eenmanszaak opgenomen.
2.14.
In een e-mail van 23 mei 2006 bericht belanghebbende zijn belastingadviseur over onder andere de besteding van de van [K S.A.] ontvangen gelden. In dit bericht is vermeld:
“Het ontvangen geld van [K S.A.] is o.m. gebruikt als fee gedurende ruim een jaar voor [B] en mij ter voorbereiding van [het toernooi]. Als je dit zou stellen op ca € 175.000 voor beiden totaal en de schades die volgen dan is het rekensommetje snel gemaakt.”
2.15.
In een e-mail van 3 januari 2007 van belanghebbende aan zijn belastingadviseur schrijft hij:
“Er zijn een aantal bedragen naar [E] en [D] overgemaakt en vandaar uit is de fee verrekend. Aangezien boekjaren nog niet definitief zijn opgemaakt zijn er dienaangaande (nog) geen facturen gestuurd. Maw alles is vooralsnog in rekening courant geboekt doch de bedragen worden als fee uiteindelijk verwerkt.”
2.16.
[C] BV is in 2007 failliet verklaard. Het faillissement is in 2009 opgeheven wegens gebrek aan baten. De curator in het faillissement heeft aan de Inspecteur meegedeeld dat geen vordering bij belanghebbende en [B] is ingediend, omdat hem niet duidelijk was of [C] BV enige vordering jegens hen kon doen gelden omdat sprake was van een managementfee.
2.17.
Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2006 zijn belanghebbende en [B] - als medegedaagden - hoofdelijk veroordeeld aan [K S.A.] een bedrag van € 633.463,89 te betalen wegens (toerekenbare) niet-nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit de in 2.12 vermelde overeenkomst van 18 mei 2005. Uit hoofde hiervan hebben belanghebbende en [B] in 2007 tezamen een bedrag van € 145.075 aan [K S.A.] betaald.

3.Geschil

3.1.
Tussen partijen is voor de navorderingsaanslag IB/PVV 2002 en de daarbij opgelegde vergrijpboete in geschil of:
  • de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard;
  • de omzet dartgala terecht is gecorrigeerd;
  • de omzet sponsor terecht is gecorrigeerd;
  • de vergrijpboete terecht is opgelegd.
3.2.
Tussen partijen is voor de aanslag IB/PVV 2003 in geschil of:
  • de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard;
  • de omzet dartgala terecht is gecorrigeerd;
  • de kosten dartgala terecht zijn gecorrigeerd;
  • de omzet concert terecht is gecorrigeerd;
  • de Rechtbank ten onrechte de correctie van de omzet concert heeft gecorrigeerd.
3.3.
Tussen partijen is voor de aanslag IB/PVV 2004 en de daarbij opgelegde vergrijpboete in geschil of:
  • de bewijslast terecht is omgekeerd en verzwaard;
  • de afboeking vordering [G] BV terecht is gecorrigeerd;
  • de kosten [L] terecht zijn gecorrigeerd;
  • de omzet dartgala terecht is gecorrigeerd;
  • de kosten dartgala terecht zijn gecorrigeerd;
  • de vergrijpboete terecht is opgelegd.
3.4.
Tussen partijen is voor de aanslag IB/PVV 2005 en de daarbij opgelegde vergrijpboete in geschil of:
  • terecht een loon van € 170.000 is gecorrigeerd;
  • zo ja, of er geen sprake is van een afwaardeerbare regresvordering;
  • de vergrijpboete terecht is opgelegd.
3.5.
Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.
3.6.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.7.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot vermindering van de aanslagen en vernietiging van de vergrijpboeten.
3.8.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank die ziet op de aanslag IB/PVV 2003 voorzover daarbij de correctie omzet concert is gecorrigeerd en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.

4.Beoordeling van het geschil

Omkering en verzwaring van de bewijslast (2002, 2003 en 2004)
4.1.
Artikel 27j, lid 2, in samenhang met artikel 27e, aanhef en letter b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), bepaalt, voor zover van belang, dat het hoger beroep van een belastingplichtige ongegrond moet worden verklaard indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge onder meer artikel 52 van de AWR, tenzij de belastingplichtige overtuigend kan aantonen dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
4.2.
Ingevolge artikel 52 van de AWR is belanghebbende gehouden van zijn vermogenstoestand en van alles betreffende zijn bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten en verplichtingen alsmede de voor de belastingheffing overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Hierbij geldt een bewaarplicht van zeven jaar.
4.3.
Het Hof stelt voorop dat moet worden beoordeeld of de administratie gebreken vertoont, en zo ja of deze gebreken van voldoende gewicht zijn om de conclusie te rechtvaardigen dat belanghebbende niet aan de administratie- en de bewaarverplichting van artikel 52 van de AWR heeft voldaan (vgl. HR 18 februari 2011, nr. 10/00556, LJN BO4376, BNB 2011/143).
4.4.
Aangezien nagenoeg de gehele bedrijfsvoering van de vof in contanten verloopt, is het naar het oordeel van het Hof van belang dat een deugdelijke kasadministratie wordt gevoerd waarin in chronologische volgorde de ontvangsten en de uitgaven zijn opgenomen. De vof heeft geen kasboek bijgehouden. De overgelegde kladstukken kunnen naar het oordeel van het Hof niet als een deugdelijke kasadministratie worden aangemerkt, omdat aan de hand daarvan geen controle op de geldstromen kan worden uitgevoerd. Ook de voor het jaar 2004 overgelegde kasopstelling en kaartverkoopoverzicht vormen geen sluitende en controleerbare kasadministratie. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof aangegeven dat hij van een aantal door de vof opgevoerde kosten geen onderliggende facturen kan overleggen.
4.5.
Op grond van het in 4.4 vermelde, komt het Hof tot het oordeel dat belanghebbende niet aan de administratie- en de bewaarverplichting van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Deze schending is naar het oordeel van het Hof zodanig dat toepassing van de bewijsregel van artikel 27e, aanhef en letter b, van de AWR, voor de jaren 2002, 2003 en 2004 op zijn plaats is. Dit betekent dat het aan belanghebbende is om overtuigend aan te tonen dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn.
2002
Omzet dartgala
4.6.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correctie inzake het aantal betalende bezoekers berekend op 50% (gerechtigdheid vof) x 100 (meer betalende bezoekers) x € 17,50 is € 875. De correctie bedraagt exclusief omzetbelasting € 825. Belanghebbende betoogt primair dat de administratie moet worden gevolgd en subsidiair dat de theoretische omzetberekening uitkomt op 620 verkochte kaarten. Onder 4.5 is geoordeeld dat belanghebbende geen deugdelijke kasadministratie heeft gevoerd, zodat belanghebbende met de verwijzing naar de administratie niet overtuigend de onjuistheid van deze correctie heeft aangetoond. Dit heeft hij evenmin gedaan met de theoretische omzetberekening, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en belanghebbende niet heeft verklaard waarom deze berekening afwijkt van het standpunt in zijn bezwaarschrift, waarin hij is uitgegaan van 688 verkochte kaarten. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De correctie dient te berusten op een redelijke schatting. Uit de jaarrekening van de vof volgt dat 418 kaartjes zijn verkocht. De Inspecteur heeft dit aantal met 400 verhoogd en is uitgegaan van 818 bezoekers. Daarbij heeft hij zich gebaseerd op het aantal van 800 bezoekers dat wordt genoemd in het in 2.4 vermelde krantenartikel, het ervaringscijfer van 1250 – 1500 bezoekers waarover wordt gesproken in de in 2.4 vermelde e-mail aan [.] en de 8000 consumpties die tijdens het evenement zijn genuttigd. Vervolgens heeft hij rekening gehouden met 30 niet-betalende bezoekers. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de correctie onredelijk of willekeurig is vastgesteld. De correctie blijft in stand.
Omzet sponsor
4.7.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correctie omzet sponsor [G] BV ter grootte van (50% (gerechtigdheid vof) x € 2.268 is) € 1.134 gehandhaafd. Met de verwijzing naar de gesprekken met [G] en het latere faillissement van [G] BV (zie 2.6) heeft belanghebbende niet overtuigend de onjuistheid van deze correctie aangetoond. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De correctie dient te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correctie gebaseerd op de notitie in de agenda 2001 van belanghebbende “[G] fl. 5.000”, op het vermelden van de naam [G] op het toegangsbewijs en de in de administratie aangetroffen facturen van ƒ 2.500 voor alle op de toegangsbewijzen vermelde sponsoren met uitzondering van [G] BV. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de correctie onredelijk of willekeurig is vastgesteld. De correctie blijft in stand.
Vergrijpboetes
4.8.
De Rechtbank heeft de vergrijpboete, die is opgelegd in verband met de door belanghebbende in hoger beroep niet bestreden correctie van € 18.115 wegens omzet [G], berekend op 25% (grove schuld) met een vermindering van 10% hiervan tot 22,5% in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende bestrijdt deze vergrijpboete. Naar het oordeel van het Hof is er sprake van grove schuld. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de werkzaamheden van de eenmanszaak onder andere bestonden uit het verrichten van administratieve werkzaamheden (zie 2.1). Belanghebbende heeft daarom voldoende kennis een administratie te doorgronden. Doordat hij niet heeft gezien dat verrekening heeft plaatsgevonden, is er sprake van grove onachtzaamheid.
4.9.
De Rechtbank heeft – in navolging van de Inspecteur – de vergrijpboete, die is opgelegd in verband met de in 4.6 en 4.7 vermelde correcties, berekend op 50% (voorwaardelijk opzet) en daarna verminderd met 10%-punten tot 40% in verband met omkering en verzwaring van de bewijslast en verder verminderd met 10% hiervan tot 36% in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
4.10.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is – in een geval als het onderhavige waarin een te lage aanslag is opgelegd als gevolg van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking in de aangifte – vereist dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte IB/PVV wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig IB/PVV zou worden geheven en dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04515, LJN BO5989, BNB 2011/59). Naar het oordeel van het Hof is er geen sprake van voorwaardelijk opzet. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat beide correcties een gering bedrag betreffen en zijn vastgesteld met een beroep op de omkering en verzwaring van de bewijslast.
4.11.
Subsidiair stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat sprake is van grove schuld. Naar het oordeel van het Hof is er sprake van grove schuld. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de werkzaamheden van de eenmanszaak onder andere bestonden uit het verrichten van administratieve werkzaamheden (zie 2.1), zodat belanghebbende zich ervan bewust moet zijn geweest dat een deugdelijke administratie had moeten worden gevoerd. Door geen deugdelijke administratie te voeren, had belanghebbende in redelijkheid moeten begrijpen dat te weinig belasting zou worden geheven.
4.12.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete moet worden vernietigd omdat hij een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, namelijk dat de omzet volledig is aangegeven. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in 4.11, zijn voor het standpunt van belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet zodanige argumenten aan te voeren dat kan worden gezegd dat dit pleitbaar is.
4.13.
Het Hof berekent op grond van het voorgaande de vergrijpboete op 25% (grove schuld) en vermindert deze met 10%-punten tot 15% in verband met omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof acht deze vergrijpboete passend en geboden.
4.14.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete wegens overschrijding van de redelijke termijn moet worden verminderd met 20% in plaats van de door de Rechtbank gehanteerde 10%. Belanghebbende heeft geen enkele onderbouwing voor zijn standpunt gegeven. Het Hof ziet geen aanleiding voor een verdere vermindering dan de vermindering die de Rechtbank heeft toegepast. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn vermindert het Hof de vergrijpboete met 10% tot 13,5%.
2003
Omzet dartgala
4.15.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correcties van het aantal betalende bezoekers (569 (meer betalende bezoekers) x € 17 x 50% (gerechtigdheid vof) is € 4.836,50) en aantal VIP-kaarten (56 (meer VIP-kaarten) x € 70 x 50% (gerechtigdheid vof) is € 1.960) gehandhaafd. De correcties bedragen in totaal exclusief omzetbelasting € 12.420. Belanghebbende betoogt primair dat de administratie moet worden gevolgd en subsidiair dat de theoretische omzetberekening uitkomt op 480 verkochte kaarten. Onder 4.5 is geoordeeld dat belanghebbende geen deugdelijke kasadministratie heeft gevoerd, zodat belanghebbende met de verwijzing naar de administratie niet overtuigend de onjuistheid van deze correctie heeft aangetoond. Dit heeft hij evenmin gedaan met de theoretische omzetberekening, omdat deze onvoldoende is onderbouwd en belanghebbende niet heeft verklaard waarom deze berekening afwijkt van het standpunt in zijn bezwaarschrift, waarin hij is uitgegaan van 664 verkochte kaarten. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De correcties dienen te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correcties gebaseerd op een krantenartikel, een berekend gemiddelde van 8 consumpties per bezoeker, de omstandigheid dat in 2004 is uitgeweken naar een grotere zaal en de in 2.4 vermelde e-mail aan [.]. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat de correcties onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld. De correcties blijven in stand.
Kosten dartgala
4.16.
Belanghebbende heeft voor het Hof nog een aantal facturen overgelegd ter onderbouwing van de door de vof opgevoerde kosten. Aangezien de Inspecteur in de bezwaarfase reeds aftrek heeft verleend voor de overgelegde facturen, kan er geen aftrek meer plaatsvinden.
Omzet concert
4.17.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correcties van € 75.000 (= 4000 (meer betalende bezoekers) x € 37,50 x 50% (gerechtigdheid vof)) en € 5.920 (= 50% (gerechtigdheid vof) x € 11.840 (pachtsom [I])) gehandhaafd. De correcties bedragen in totaal exclusief omzetbelasting € 75.729.
4.18.
Belanghebbende betoogt dat 1377 kaarten zijn verkocht. Er liepen veel mensen rond, maar er waren volgens belanghebbende weinig betalende bezoekers. Bezoekers die al wel de volle toegangsprijs hadden betaald, konden tijdens het concert het teveel betaalde bedrag terugkrijgen. Van [I] moest geld worden geleend om de restituties te kunnen betalen. In de contacten met de pers is het nooit leuk om te zeggen dat het concert een fiasco is geworden, aldus belanghebbende. Onder verwijzing naar hetgeen de Rechtbank in rechtsoverweging 4.6 van zijn uitspraak heeft geoordeeld, waar het Hof zich bij aansluit, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet overtuigend de onjuistheid van genoemde correcties heeft aangetoond. Het Hof wijst ook nog op de brief van belanghebbende van 21 november 2007 aan de Inspecteur waarin door belanghebbende wordt verwezen naar een artikel in de [krant] van [datum] waarin – na het concert – wordt gesproken over een bezoekersaantal van 3500.
4.19.
De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De correcties dienen te berusten op een redelijke schatting. De Rechtbank heeft geoordeeld (rechtsoverweging 4.11) dat het redelijk is om van 2500 betalende bezoekers uit te gaan en heeft de correctie berekend op (2500 -/- 1377 =) 1123 x € 37,50 is € 42.112, ofwel € 39.728 exclusief omzetbelasting. Daar moet volgens de Rechtbank nog bij op worden geteld de pachtsom van € 4.350 van [I] (zie 2.9) zodat de totale correctie € 44.000 bedraagt.
4.20.
De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het in 4.19 vermelde oordeel van de Rechtbank, daarbij verwijzende naar een brief van belanghebbende van 21 november 2007 aan hem waarin door belanghebbende wordt verwezen naar het in 4.18 bedoelde artikel in de [.] van [datum]. Rekening houdend met 200 weggegeven kaarten, komt de Inspecteur op 3300 betalende bezoekers.
4.21.
Het Hof merkt op dat [I] heeft verklaard dat het bezoekersaantal van het concert nooit veel meer dan 2000 kan zijn geweest; [M], schat het aantal betalende bezoekers op maximaal 1500 en persfotograaf [N] op ongeveer 1500. Deze verklaringen ondersteunen de verklaring van belanghebbende ter zitting van het Hof dat het concert zeer slecht bezocht is en dat hij een lening bij de vader van [B] heeft moeten afsluiten om de schuldeisers te kunnen voldoen. Gelet op vorenoverwogene en de in de verklaringen genoemde aantallen is het naar het oordeel van het Hof niet redelijk om uit te gaan van 3300 betalende bezoekers. Het Hof acht, in navolging van de Rechtbank, een aantal van 2500 betalende bezoekers redelijk. Het incidentele hoger beroep faalt derhalve.
2004
Afboeking vordering op [G]
4.22.
Belanghebbende heeft voor de werkzaamheden die hij voor [G] BV heeft verricht, een vordering op [G] BV verkregen. In 2004 heeft belanghebbende een bedrag van € 22.873 op deze vordering afgeboekt wegens oninbaarheid. De Inspecteur heeft de afboeking op de vordering op [G] BV geweigerd, omdat deze vordering verrekend zou zijn met een schuld die belanghebbende aan [G] BV heeft.
4.23.
Belanghebbende betoogt voor het Hof dat door het faillissement van [G] BV de vordering oninbaar is geworden en betwist dat een verrekening heeft plaatsgevonden.
4.24.
Het Hof leidt uit het proces-verbaal van de Rechtbank af dat tussen partijen niet meer in geschil is dat de vordering op [G] BV is verrekend. Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank desgevraagd uitdrukkelijk en ondubbelzinnig bevestigd zijn grief, dat verrekening niet heeft plaatsgevonden, in te trekken (vgl. HR 17 maart 2006, nr. 40770, LJN AV5026, BNB 2006/250). De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting van het Hof aangegeven dat hij tijdens de zitting van de Rechtbank gedwaald heeft en dat na de zitting is gebleken dat verrekening niet heeft plaatsgevonden. Van een gemachtigde kan en mag worden verwacht dat hij ter zitting de consequenties overziet van intrekking van een grief. Bedoelde grief kan niet meer voor het Hof aan de orde komen.
Incassokosten [L]
4.25.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correctie dat een bedrag van € 12.131 aan incassokosten [L] niet als kosten kan worden geaccepteerd, gehandhaafd.
4.26.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, onder meer door het niet overleggen van facturen, niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van kosten van de eenmanszaak en zo ja, of deze kosten dan zien op het onderhavige jaar.
Omzet dartgala
4.27.
In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de correctie betalende bezoekers berekend op € 4.935 (= 564 (meer betalende bezoekers) x € 17,50 x 50% (gerechtigdheid vof)), de correctie VIP-kaarten op € 1.908 (= 48 (meer VIP-kaarten) x € 79,50 x 50% (gerechtigdheid vof)) en de correctie opbrengst garderobe en loting op € 1.000 (= 50% (gerechtigdheid vof) x € 2.000)), ofwel in totaal op € 7.843. De correcties bedragen in totaal exclusief omzetbelasting € 7.000. Belanghebbende stelt dat er 102 VIP-kaarten en 536 gewone kaarten zijn verkocht. Het feit dat een grotere zaal, de sporthal, werd gehuurd, was het gevolg van het gegeven dat [F] niet beschikbaar was. Aan het feit dat [J] voor 150 bezoekers eten had ingekocht kan volgens belanghebbende geen betekenis worden toegekend, omdat voor dit aantal moest worden betaald. Verder heeft belanghebbende gesteld dat [J] heeft afgezien om een deel van haar sponsorbijdrage van € 2.500 terug te vorderen omdat zij hoopte in de toekomst nog evenementen van de vof te mogen cateren. [.] heeft 318 kaarten verkocht, ’[F] 81 kaarten en in de losse verkoop zijn nog 130 kaarten verkocht, in totaal 529 kaarten, aldus belanghebbende. Belanghebbende heeft tijdens de zitting van de Rechtbank gesteld dat vanwege veiligheidsvoorschriften moest worden uitgeweken naar de sporthal en tijdens de zitting van het Hof dat de hoofdreden was dat [F] niet beschikbaar was. Hiervoor in 4.5 is geoordeeld dat belanghebbende geen deugdelijke kasadministratie heeft gevoerd. Voorts heeft belanghebbende geen eenduidige verklaring gegeven over de reden van het overstappen naar een accommodatie met een grote toeschouwerscapaciteit en heeft [J] haar sponsorbijdrage niet (deels) teruggevorderd, ofschoon er, volgens de berekening van belanghebbende, veel minder bezoekers zijn geweest dan [J] voor de toekenning van de bijdrage had geëist. Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet overtuigend de onjuistheid van deze correcties heeft aangetoond. De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat de Inspecteur niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De correcties dienen te berusten op een redelijke schatting. De Inspecteur heeft de correcties gebaseerd op zijn stelling dat gelet op het bezoekersaantal moest worden uitgeweken naar de sporthal en dat [J] € 2.500 zou sponsoren bij 200 VIP’s en 1000 normale bezoekers en dat deze sponsorbijdrage niet is aangepast. Mede gelet op de niet eenduidige verklaringen van belanghebbende inzake de sporthal (niet beschikbaar dan wel op grond van veiligheidsvoorschriften) kan niet worden gezegd dat de correcties onredelijk of willekeurig zijn vastgesteld. De correcties blijven in stand.
Kosten dartgala
4.28.
Belanghebbende heeft voor het Hof nog een aantal facturen overgelegd ter onderbouwing van de door de vof opgevoerde kosten. Aangezien de Inspecteur in de bezwaarfase reeds aftrek heeft verleend voor een deel van de overgelegde facturen, kan er voor dit deel geen aftrek meer plaatsvinden. Wat betreft de overgelegde facturen van [O] van 14 januari 2004 (€ 4.325,86) en 5 oktober 2004 (€ 2.033,08), ofwel in totaal, afgerond, € 6.359 heeft belanghebbende overtuigend aangetoond dat de vof recht heeft op aftrek van dit bedrag.
Vergrijpboete
4.29.
De Rechtbank heeft – in navolging van de Inspecteur – de vergrijpboete, die is opgelegd in verband met de in 4.27 vermelde correcties, berekend op 50% (voorwaardelijk opzet) en daarna verminderd met 10%-punten tot 40% in verband met omkering en verzwaring van de bewijslast en verder verminderd met 10% hiervan tot 36% in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
4.30.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte IB/PVV wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig IB/PVV zou worden geheven en dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04515, LJN BO5989, BNB 2011/59). Naar het oordeel van het Hof is er sprake van voorwaardelijk opzet. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de werkzaamheden van de eenmanszaak onder andere bestonden uit het verrichten van administratieve werkzaamheden (zie 2.1), zodat belanghebbende zich ervan bewust moet zijn geweest dat een deugdelijke kasadministratie had moeten worden gevoerd. Belanghebbende heeft de omzet berekend aan de hand van een aanzienlijk te laag aantal bezoekers (zie 4.27). Over de reden waarom is uitgeweken naar de grotere sporthal, heeft belanghebbende verschillende, niet eenduidige verklaringen afgelegd. Door geen deugdelijke kasadministratie te voeren en een te lage omzet te berekenen, heeft belanghebbende de aanmerkelijk kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven.
4.31.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete moet worden vernietigd omdat hij een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, namelijk dat de omzet volledig is aangegeven. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in 4.30, zijn voor het standpunt van belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet zodanige argumenten aan te voeren dat kan worden gezegd dat dit pleitbaar is.
4.32.
Belanghebbende stelt verder dat de vergrijpboete moet worden vernietigd omdat bij [B] geen vergrijpboete is opgelegd. Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende geen feiten of omstandigheden aannemelijk op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de Inspecteur, door het opleggen van de vergrijpboete, heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel in ruime zin (beleid, begunstiging of meerderheidsregel).
4.33.
Het Hof berekent op grond van het voorgaande de vergrijpboete op 50% (voorwaardelijk opzet) en vermindert deze met 10%-punten tot 40% in verband met omkering en verzwaring van de bewijslast. Het Hof acht deze vergrijpboete passend en geboden.
4.34.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete wegens overschrijding van de redelijke termijn moet worden verminderd met 20% in plaats van de door de Rechtbank gehanteerde 10%. Belanghebbende heeft geen enkele onderbouwing voor zijn standpunt gegeven. Het Hof ziet geen aanleiding voor een verdere vermindering dan de vermindering die de Rechtbank heeft toegepast. Vanwege de overschrijding van de redelijke termijn vermindert het Hof de vergrijpboete met 10% tot 36%.
2005
Loon
4.35.
De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende een bedrag van € 170.000 (zie 2.13) van zijn holding heeft genoten voor verrichte dan wel nog te verrichten werkzaamheden en dat dit bedrag als loon moet worden aangemerkt.
4.36.
Belanghebbende betoogt primair dat hij nooit loon heeft ontvangen. Voorts stelt belanghebbende, indien er toch sprake zou zijn van loon, dat hij een regresvordering op [C] BV en [C] Management BV heeft. Door het faillissement van deze besloten vennootschappen in 2007 is de regresvordering waardeloos geworden. Belanghebbende wenst de regresvordering af te waarderen tot nihil, waardoor per saldo geen correctie resteert. Subsidiair stelt belanghebbende dat een deel (66,67 percent) van het loon aan latere jaren moet worden toegerekend.
4.37.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat op de Inspecteur de last rust de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting – zoals hier – aannemelijk te maken die leiden tot de conclusie dat er sprake is van loon ter grootte van € 170.000. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door de Inspecteur gestelde, dit ten nadele werkt van de Inspecteur.
4.38.
Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur in zijn bewijslast is geslaagd. Redengevend daarvoor is dat (i) belanghebbende, aangezien hij onvoldoende inkomsten genereerde, geld in privé nodig had om van te leven; (ii) het de bedoeling is geweest om loon te verstrekken (zie 2.14 en 2.15); (iii) vaststaat dat belanghebbende arbeid heeft verricht; (iv) geen lenings- of rekening-courantovereenkomst is opgesteld, hetgeen bij een geldlening van een dergelijke omvang te verwachten was en (v) nergens uit blijkt dat op belanghebbende een terugbetalingsverplichting rustte.
4.39.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof subsidiair gesteld dat 2/3e-deel van het loon van € 170.000 aan latere jaren moet worden toegerekend. Dit betoog faalt reeds omdat belanghebbende deze stelling niet op enigerlei wijze heeft onderbouwd.
Regresvordering
4.40.
Met betrekking tot het betoog van belanghebbende, inhoudende dat bij loon er sprake is van een afwaardeerbare regresvordering op [C] BV en [C] Management BV, stelt het Hof voorop dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat op belanghebbende de last rust om de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting – zoals hier – aannemelijk te maken die leiden tot de conclusie dat er sprake is van een afwaardeerbare regresvordering. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door belanghebbende gestelde, dit ten nadele werkt van belanghebbende.
4.41.
Het Hof is van oordeel dat belanghebbende niet in zijn bewijslast is geslaagd. Redengevend daarvoor is dat niet is gebleken dat ultimo 2005 enige (betalings)verplichting voor belanghebbende bestaat. Hierbij merkt het Hof nog op dat belanghebbende eerst op 20 juli 2006 is gedagvaard en dat het Hof op grond van de dagvaarding en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 september 2006 (zie 2.17) aannemelijk acht dat eerst in 2006 is gebleken dat niet aan de verplichtingen voortvloeiende uit de in 2.12 bedoelde overeenkomst van 18 mei 2005 kon worden voldaan.
Vergrijpboete
4.42.
De Rechtbank heeft – in navolging van de Inspecteur – de vergrijpboete berekend op 50% (voorwaardelijk opzet) en daarna verminderd met 10% hiervan tot 45% in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
4.43.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete moet vervallen omdat de Inspecteur geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan. De Inspecteur onderschrijft dat er geen uitspraak op bezwaar is gedaan.
4.44.
Het Hof stelt voorop dat het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar, niet tot gevolg heeft dat het bezwaar geacht moet worden gegrond te zijn (vgl. HR 2 december 1998, nr. 33744, LJN AA2614, BNB 1999/86).
4.45.
De Rechtbank heeft de vergrijpboete beoordeeld ondanks dat het vaststaat dat er geen uitspraak op bezwaar is gedaan. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en letter b, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof gesteld te kiezen voor een inhoudelijke beoordeling van de vergrijpboete door het Hof en niet voor een terugwijzing door het Hof naar de Inspecteur om alsnog uitspraak op bezwaar te doen.
4.46.
Voor het aannemen van voorwaardelijk opzet is vereist dat belanghebbende ten tijde van het doen van de aangifte IB/PVV wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig IB/PVV zou worden geheven en dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) (vgl. HR 3 december 2010, nr. 09/04515, LJN BO5989, BNB 2011/59). Naar het oordeel van het Hof is er sprake van voorwaardelijk opzet. Uit hetgeen onder 4.38 is overwogen volgt, dat belanghebbende een aanzienlijke geldsom aan de BV ten titel van managementfee heeft onttrokken ten behoeve van zijn privé-bestedingen zonder dat van een terugbetalingsverplichting sprake is. Tegenover de werkzaamheden die belanghebbende verrichtte, stond het onttrokken bedrag als beloning. Uit de onder 2.14 en 2.15 aangehaalde mailberichten volgt dat belanghebbende en [B] ook zelf het bedrag als fee hebben aangemerkt. Belanghebbende heeft door het niet aangeven van het onttrokken bedrag als beloning voor de door hem verrichte arbeid in de aangifte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. Het feit dat de betaling in de administratie van zowel [D] BV als de eenmanszaak van belanghebbende in rekening-courant is geboekt, maakt dit niet anders. De Inspecteur heeft, mede met zijn verwijzing naar het handelen van de curator (zie onder 2.16), aannemelijk gemaakt dat de boekingen in rekening-courant niet de werkelijke schuldverhoudingen weerspiegelden.
4.47.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete moet worden vernietigd omdat hij een pleitbaar standpunt heeft ingenomen, namelijk dat er geen sprake is van loon. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in 4.46, zijn voor het standpunt van belanghebbende naar het oordeel van het Hof niet zodanige argumenten aan te voeren dat kan worden gezegd dat dit pleitbaar is.
4.48.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete deels moet worden vernietigd omdat 2/3e-deel van het loon aan latere jaren moet worden toegerekend. Dit betoog faalt reeds omdat hiervoor in 4.39 is geoordeeld dat hiervan geen sprake is.
4.49.
Gelet op de omstandigheden van het geval, acht het Hof in dezen een vergrijpboete van 50% passend en geboden.
4.50.
Belanghebbende betoogt dat de vergrijpboete wegens overschrijding van de redelijke termijn moet worden verminderd met 20% in plaats van de door de Rechtbank gehanteerde 10%. Belanghebbende heeft geen enkele onderbouwing voor zijn standpunt gegeven. Het Hof ziet geen aanleiding voor een verdere vermindering dan de vermindering die de Rechtbank heeft toegepast.
Heffingsrente
4.51.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Het hoger beroep is in zoverre slechts gegrond voor zover het de vorenbedoelde vermindering van de aanslag IB/PVV 2004 betreft.
Slotsom
Gelet op het vorenstaande dient het hoger beroep voor:
  • het jaar 2002 ongegrond te worden verklaard, met uitzondering van het hoger beroep tegen de ter zake van het dartgala en de sponsorbijdrage opgelegde vergrijpboete;
  • het jaar 2003 ongegrond te worden verklaard;
  • het jaar 2004 gegrond te worden verklaard, met uitzondering van het hoger beroep tegen de opgelegde vergrijpboete; en
  • het jaar 2005 ongegrond te worden verklaard.
Het incidenteel hoger beroep voor 2003 dient ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep.
Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de integrale proceskosten. Artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden een vergoeding van de integrale proceskosten toe te kennen. Voor een dergelijke vergoeding is plaats ingeval een bestuursorgaan een besluit neemt of handhaaft terwijl duidelijk is dat dit besluit geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, nr. 41 235, LJN BA2802, BNB 2007/260). Ook indien het bestuursorgaan in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, kan sprake zijn van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, LJN BP2975, BNB 2011/103). Naar het oordeel van het Hof is te dezen geen sprake van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit vast op € 1.416 (3 punten voor het hogerberoepschrift, een schriftelijke zienswijze na incidenteel hoger beroep en het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472, wegingsfactor 1) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2002, echter alleen voor zover het de vermindering van de vergrijpboete inzake het dartgala en de sponsorbijdrage betreft;
– vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de vergrijpboete 2002 inzake het dartgala en de sponsorbijdrage;
– vermindert de vergrijpboete 2002 inzake het dartgala en de sponsorbijdrage tot 13,5%;
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2003;
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2004, echter alleen voor zover het de aanslag en de heffingsrente betreft;
– vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de aanslag en de heffingsrente 2004;
– vermindert de aanslag IB/PVV 2004 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.140;
– vermindert de in rekening gebrachte heffingsrente 2004 dienovereenkomstig;
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op het jaar 2005;
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.416;
– gelast dat de Staat aan belanghebbende het betaalde griffierecht van € 112 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 juni 2013.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel)
(B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post [verzonden op 21 juni 2013]
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.