Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
in eerste aanleg: gedaagde,
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
in eerste aanleg: eisers,
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
Stb. 2012, 313) wordt in deze vóór 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof
3.De omvang van het geschil
4.De feiten
Je vat het niet, zeg je. Ik had je veel intelligenter verwacht. Als jij niet begrijpt dat afspraken, zoals het ons op de hoogte houden van de voortgang, terwijl je ons erg onder druk zette in verband met de snelheid en vervolgens zelf 4 weken lang niets van je laat horen, dan heb je een arme geest.
5.Het geschil en de procedure in eerste aanleg
6.De beoordeling van de grieven
Grief Iricht zich de overweging van de rechtbank dat wanneer door [appellant] tijdens de besprekingen op 9 en 11 november 2007 niet het voorbehoud is gemaakt dat eventuele exploitatie- en andere vergunningen door de gemeente zouden worden verleend, [geïntimeerden] de verklaringen van [appellant] aldus hebben mogen begrijpen dat er dan een koopovereenkomst tot stand was gekomen. Ook de aan [geïntimeerden] gegeven bewijsopdracht kan volgens deze grief geen stand houden, omdat de vereiste medewerking van de gemeente volgens [appellant] een opschortende en niet een ontbindende voorwaarde is. Volgens
grief IIheeft de rechtbank miskend dat in de stellingen van [appellant] een beroep op non-conformiteit besloten ligt.
Grief IIIklaagt er over dat de rechtbank [geïntimeerden] ten onrechte geslaagd heeft geacht in het opgedragen bewijs. Met
grief IVwil [appellant] ingang doen vinden dat de rechtbank heeft miskend dat [geïntimeerden] afstand hebben gedaan van hun recht op nakoming c.q. dat recht hebben verwerkt.
Grief Vkomt op tegen de aan de veroordeling verbonden dwangsom en
grief VIis gericht tegen de door de rechtbank ten laste van [appellant] uitgesproken proceskostenveroordeling.
NJ1981, 635). Terecht heeft voorts de rechtbank tot uitgangspunt genomen dat aanbod en aanvaarding niet uitdrukkelijk plaats hoeven te vinden, maar in elke vorm kunnen geschieden en besloten kunnen liggen in één of meer gedragingen.
suggestieis gedaan om het pand van [geïntimeerden] te kopen teneinde aldaar zijn bedrijf voort te zetten ingeval de verkoop van de Waterherberg doorgang zou vinden. Aldus heeft [appellant] ten verwere aangevoerd dat hij weliswaar geïnteresseerd was in het pand van [geïntimeerden] maar dat op 9 november 2007 nog slechts sprake was van een uitnodiging om in onderhandeling te treden. Dit verweer is reeds in eerste aanleg zodanig gemotiveerd, dat de rechtbank hieraan niet voorbij mocht gaan. Ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv. rust op [geïntimeerden] de last om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat er zijdens [geïntimeerden] een als definitief en volledig te beschouwen aanbod (vgl. HR 11 juli 2008,
LJN: BD2406) is gedaan en dat dit aanbod door [appellant] is aanvaard. De door de rechtbank gegeven bewijsopdracht heeft echter slechts betrekking op de aanvaarding door [appellant] en/of een door hem al dan niet gemaakt voorbehoud, en is gebaseerd op de onjuiste premisse van de rechtbank dat indien de stelling van [geïntimeerden] juist mocht zijn dat [appellant] tijdens de eerste danwel tweede bespreking niet het voorbehoud heeft gemaakt dat eventuele exploitatie- en andere vergunningen door de gemeente zouden worden verleend, [geïntimeerden] de verklaringen van [appellant] aldus hebben mogen begrijpen dat hij het aanbod van [geïntimeerden] aanvaardde, in welk geval - aldus nog steeds de rechtbank - dient te worden geconcludeerd dat tijdens de eerste dan wel de tweede bespreking een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
vrij snel" kan, bijvoorbeeld binnen "
zes weken". Het hof acht deze uitlatingen zonder voorbehoud ongeloofwaardig, reeds omdat het van algemene bekendheid mag worden verondersteld, gelijk in de pleitnota van [geïntimeerde 2] wordt erkend, dat dergelijke procedures - zeker indien tegen de door de gemeente ten faveure van [appellant] gegeven beschikkingen bezwaar en/of beroep wordt ingesteld - slechts in uitzonderlijke gevallen korter duren dan de genoemde zes weken. Dat [geïntimeerde 2] begreep dat het voor het doorgaan van de verkoop van het pand van belang was dat er bij de gemeente een positieve grondhouding bestond, blijkt niet alleen uit het feit dat zij meer dan eens bij de burgemeester onder de aandacht heeft gebracht dat [appellant] zijn bedrijf mogelijk zou willen verplaatsen naar het pand, maar ook uit haar in 4.13 aangehaalde e-mail dat is "
afgesproken dat alles doorgang zou vinden als er een positieve grondhouding van het college is".
Primairopgesomde vorderingen af.
Subsidiair, overweegt het hof als volgt.
LJN: AT7337).
Subsidiairdienen daarom te worden afgewezen.
7.De slotsom
- aan verschotten,
- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
- aan verschotten,
- aan geliquideerd salaris van de advocaat,
- voor nasalaris van de advocaat,
- voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;