Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ingekomen ter griffie van het gerechtshof Amsterdam op 11 september 2012.
- een brief van mr. Mens van 26 april 2013, ingekomen op 1 mei 2013;
- een brief van mr. Tijsterman van 6 mei 2013, ingekomen op 7 mei 2013, met als bijlage het op 25 januari 2013 ingediende en retour gezonden verweerschrift.
6 mei 2013 meegezonden verweerschrift als een nieuw ingekomen stuk beschouwt.
3.De vaststaande feiten
- [kind 1], op [geboortedatum] 1990;
- [kind 2], op [geboortedatum] 1992;
- [kind 3], op [geboortedatum] 1994.
20 september 2006 vernietigd en het verzoek van de vrouw een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen alsnog afgewezen.
€ 750,- per maand, dan wel een zodanig bedrag en met ingang van een zodanig tijdstip als de rechtbank juist acht en voorts te bepalen dat de termijn dat de man partneralimentatie dient te betalen wordt verlengd tot de 65-jarige leeftijd van de vrouw, dan wel met een zodanige termijn en met een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
5.De motivering van de beslissing
De man betwist dat en stelt dat nu de vrouw nimmer een uitkering tot levensonderhoud van de man heeft ontvangen en hiertoe geen bedrag is vastgesteld er in casu ook geen sprake kan zijn van een verlenging van een termijn van deze toekenning. Voorts heeft de vrouw onvoldoende omschreven op grond waarvan de termijn zou moeten worden verlengd en welke zwaarwegende redenen er aan haar zijde bestaan om af te wijken van de wettelijke termijn van artikel 1:157 lid 4 BW.
Uit de hierna aangehaalde wetsgeschiedenis volgt daarnaast dat de leden 3 tot en met 7 van artikel 1:157 BW één geheel vormen en in hun onderlinge samenhang dienen te worden beoordeeld.
TK 1986-1987, 19 295 nr. 6, (memorie van antwoord) pagina 9:
10 september 1987, TK 101 5212 vervolgt voorts:
“Artikel 157 lid 6 (lees: lid 5, hof) heeft het oog op situaties, waarin in de regel na 12 jaar alimentatie al een verlenging heeft plaatsgevonden én nadat dus gedurende lange tijd alimentatie is betaald. “
Nu er nimmer een uitkering tot levensonderhoud is vastgesteld en de maximale termijn van 12 jaar na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 29 november 2011 is verstreken, is de verplichting van de man tot een eventuele uitkering ten behoeve van levensonderhoud voor de vrouw op 29 november 2011 definitief geëindigd.