Bij brief van 27 februari 2013 heeft [A], algemeen directeur van [A], het volgende bericht aan de advocaat van [B]:
“(…) In reactie op uw schrijven d.d. 27 februari 2013 (vandaag) het volgende.
Waarschijnlijk heeft uw brief ons schrijven van 26 februari jl. gekruist. Wij refereren hier in onze reactie op uw fax dan ook grotendeels aan.
U schrijft dat er op 18 en 19 februari gesproken zou zijn over de afdeling productie welke niet goed zou functioneren. Dit is niet juist, wij hebben een interne afspraak gehad over de ontwikkelingen op het gebied van IT en Arma+ in het bijzonder. Hierin is gesproken over het ontstane meningsverschil aangaande de uitvoering van de tijdelijke werkzaamheden binnen Arma+ door uw cliënt.
Dit resulteerde in een vervolggesprek waarin uw cliënt te kennen is gegeven dat er door het gebrek aan vertrouwen in een goede afloop van dit tijdelijke project en gezien onze eerdere meningsverschillen over het functioneren van uw cliënt op een andere functie, een onwerkbare situatie is ontstaan. Wij hebben gesproken over de mogelijkheden om tot een oplossing te komen. Passend vervangend werk op een andere locatie binnen onze organisatie of indien gewenst meewerken vanuit ons in een vaststellingsovereenkomst.
Uw cliënt heeft te kennen gegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid van vervangend werk op een andere locatie. Hierna hebben wij informeel de andere optie besproken. Wij hebben een gedachte aangegeven hoe deze optie er uit zou kunnen zien. Nu deze gedachte voor uw cliënt niet interessant is, hebben wij een en ander in ons schrijven van 26 februari jl. geformaliseerd.
Wij gaan er dan ook vanuit dat het schrijven van 26 februari, samen met deze reactie uw fax voldoende beantwoordt.
Zoals gezegd kijken wij uit naar de hernieuwde samenwerking met uw cliënt, wij verwelkomen hem, na een periode van 2 weken vrijstelling van werkzaamheden met behoud van salaris, dit ter voorbereiding op zijn nieuwe functie, op donderdag 14 maart a.s. om 7.15 te [plaats]. (…)”