Uitspraak
de man,
de vrouw,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 januari 2013;
- de memorie van grieven (met producties).
(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, zonodig onder aanvulling of verbetering van grond1) te vernietigen het vonnis d.d. 19 december 2012 van de Edelachtbare Heer Voorzieningenrechter te Leeuwarden tussen partijen gewezen.2) alsnog de vordering van [geïntimeerde] af te wijzen.3) met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit geding."
3.De feiten
4.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg
a. de man veroordeelt om onmiddellijk na betekening van het vonnis mee te werken aan de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vrouw, zoals die door de rechtbank Leeuwarden bij beschikking van 9 november 2011 is vastgesteld, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat de man in gebreke blijft om aan voormelde zorgregeling te voldoen;
b. de man veroordeelt in de kosten van de procedure.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
één griefopgeworpen tegen het vonnis van de voorzieningenrechter welke, gelet op de daarop gegeven toelichting, het geschil in volle omvang aan het hof voorlegt.
LJN: AA6341 en
HR 31 mei 2002,
LJN: AE3437). Indien dat niet (langer) het geval is, kan een in eerste aanleg uitgesproken veroordeling tot nakoming, hoezeer ook naar de toenmalige stand van zaken gerechtvaardigd, in appel niet worden bekrachtigd. Daarbij geldt voorts dat, in geval de bodemrechter reeds een uitspraak heeft gedaan, de voorzieningenrechter - waaronder ook de voorzieningenrechter in appel moet worden begrepen - zijn uitspraak in beginsel dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, zonder daarbij de kans van slagen van een tegen dat oordeel ingesteld rechtsmiddel te betrekken en ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of een eindvonnis, in de overwegingen of het dictum (HR 19 mei 2000,
LJN: AA5870).
LJN: BG2238), en zo ja, tot welk moment.
Uit de rapportage van de raad d.d. 6 december 2010 alsmede uit de schoolverslagen over de periode 22 januari 2010 tot 19 november 2012, welke in eerste aanleg door de man zijn overgelegd, blijkt eveneens dat in het verleden reeds ernstige zorgen bestonden over met name de veiligheid van [de minderjarige] wanneer hij bij de vrouw verbleef. In de thuissituatie van de vrouw was sprake van huiselijk geweld en de partner van de vrouw handelde in drugs. Uit de verslagen van de school van [de minderjarige] kan worden afgeleid dat [de minderjarige] na omgangsmomenten met de vrouw gedragsproblemen op school vertoonde. Voorts blijkt uit deze verslagen dat met name het incident dat zich in juni 2012 heeft voorgedaan, waarbij de vrouw de politie naar de woning van de man heeft gestuurd omdat haar partner had gedreigd haar daar op te wachten en haar te vermoorden, tot grote ontzetting bij [de minderjarige] heeft geleid. De vrouw heeft ter zitting van de voorzieningenrechter weliswaar verklaard dat haar relatie met de heer [X] op dat moment sinds twee maanden was verbroken, maar dit betrof (in ieder geval destijds) nog een zeer prille ontwikkeling.
De slotsom