In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben appellanten [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, waarin de wettelijke schuldsaneringsregeling voor hen tussentijds was beëindigd. De rechtbank oordeelde dat de appellanten een bovenmatige nieuwe schuld van € 2.382,75 hadden laten ontstaan tijdens de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de beëindiging van deze regeling. De appellanten betwistten echter de juistheid van deze beslissing en stelden dat er geen sprake was van een nieuwe schuld, omdat zij niet verantwoordelijk waren voor de schade die door TVM Verzekeringen op hen was verhaald na een ongeval op 11 september 2011.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2013, waarbij de appellanten in persoon verschenen, werd het standpunt van de bewindvoerder ingenomen dat er wel degelijk sprake was van een bovenmatige nieuwe schuld. Het hof heeft de stukken en het verhandelde ter zitting zorgvuldig bestudeerd. Het hof kwam tot de conclusie dat TVM Verzekeringen geen geldige vordering op [appellant sub 1] had, omdat de polisvoorwaarden van de verzekering een uitsluiting bevatten voor schade veroorzaakt door een bestuurder zonder geldig rijbewijs.
Het hof oordeelde dat niet aannemelijk was geworden dat [appellant sub 1] een (bovenmatige) nieuwe schuld had laten ontstaan, en dat de wettelijke schuldsaneringsregeling derhalve moest worden voortgezet. Het hoger beroep van de appellanten slaagde, en het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor [appellant sub 1] en [appellant sub 2] werd voortgezet. De beslissing van het hof werd op 4 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.