Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
21 januari 2011, 4 maart 2011 en 14 oktober 2011 die de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen) tussen [B] als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [A] als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
Het salaris voor de werkzaamheden die [B] bij [C] heeft verricht, wordt wel in mindering gebracht. Gedurende die uren was zij immers niet beschikbaar voor [A].”en voor zover de kantonrechter in overweging 2.7 heeft overwogen: “
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gezien om de wettelijke verhoging op 10% te stellen.” en voor zover de kantonrechter in het dictum de wettelijke verhoging heeft vastgesteld op 10%. Voorts vordert [B] dat het hof, opnieuw recht doende, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren arrest, zal bepalen dat slechts het salaris dat [B] van [C] heeft ontvangen voor werkzaamheden op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag, in mindering zal komen op de door [A] aan [B] te betalen loonbedragen en [A] zal veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% boven de bedragen voor salaris, vergoeding zorgverzekering en vakantiegeld, althans een door het hof naar billijkheid te bepalen percentage voor wettelijke verhoging, met veroordeling van [A] in de proceskosten.
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
21 juni 2011 en [A] wordt veroordeeld tot betaling aan [B] van het salaris met emolumenten, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 10% alsmede de wettelijke rente. Met haar grieven in het incidenteel hoger beroep formuleert [B] haar bezwaar tegen de vermindering van de betalingsverplichting van [A] met het salaris dat [B] bij [C] heeft verdiend, voor zover dit salaris betrekking heeft op gewerkte zaterdagen, alsmede tegen het percentage dat de kantonrechter heeft vastgesteld als de wettelijke verhoging.
4 juni 2010, nog voor [A] heeft gewerkt, en ook uit de belangenafweging tussen enerzijds de aard en de ernst van de gedragingen die [B] worden verweten – als de juistheid van deze verwijten al zou komen vast te staan – en anderzijds de persoonlijke omstandigheden van [B], waaronder de gevolgen van het ontslag voor haar.
5.Slotsom
- griffierecht € 291,-
- salaris advocaat
- salaris advocaat € 1.341,-
6.De beslissing
14 oktober 2011;