In deze zaak gaat het om de ondercuratelestelling van een jongmeerderjarige, hier aangeduid als [belanghebbende], die door de kantonrechter in de rechtbank Zutphen op 6 november 2012 onder curatele is gesteld. De moeder van [belanghebbende] werd benoemd tot curator. De vader, die het niet eens was met deze beslissing, heeft hoger beroep aangetekend. Hij verzocht het hof om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en in plaats daarvan de goederen van [belanghebbende] onder bewind te stellen, met de moeder als bewindvoerder en mentor. De moeder heeft het verzoek van de vader bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van zijn verzoek.
De mondelinge behandeling vond plaats op 20 juni 2013, waarbij de vader, de moeder en de broers en zus van [belanghebbende] aanwezig waren. [belanghebbende] zelf was niet aanwezig, maar werd later op 3 juli 2013 gehoord door een raadsheer-commissaris. Het hof heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder de handicap van [belanghebbende] en haar beperkte inzicht in sociale situaties en financiële zaken. De vader betoogde dat de ondercuratelestelling een te verstrekkende maatregel was, terwijl de moeder stelde dat curatele noodzakelijk was om [belanghebbende] te beschermen tegen misbruik.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ondercuratelestelling de meest passende maatregel is voor [belanghebbende]. Het hof heeft vastgesteld dat zij onvoldoende besef heeft van de waarde van geld en dat zij kwetsbaar is voor misbruik. De moeder heeft een goede band met [belanghebbende] en het hof heeft vertrouwen in haar rol als curator. De beslissing van het hof is om de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, zonder proceskostenveroordeling.