ECLI:NL:GHARL:2013:5451

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
CR 200.127.773-01 4-7-2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking inzake huurrecht na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 15 april 2013 was gegeven. De man, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking waarin was bepaald dat de vrouw, verweerster in hoger beroep, huurder zou worden van de echtelijke woning. De man voerde aan dat de gevolgen van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad voor hem onherstelbaar en onevenredig zwaar zouden zijn, gezien zijn psychische toestand en de lange periode dat hij in de woning woont. De vrouw daarentegen stelde dat het in haar belang was dat de beschikking zo snel mogelijk werd uitgevoerd, omdat de situatie in de woning onhoudbaar was en zij met de kinderen in de woning wilde blijven wonen. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de psychische gesteldheid van de man zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij uitvoering van de beschikking. Het hof heeft daarom het verzoek van de man om schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad toegewezen, met de overweging dat de gevolgen voor de man onherstelbaar zouden zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.127.773/02
(zaaknummer rechtbank C/05/238722 / ES RK 13-41)
beschikking van 4 juli 2013 in het incident ter zake de uitvoerbaarheid bij voorraad in de procedure van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat mr. G.M.J. Winters, kantoorhoudende te Winterswijk,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. Welles, kantoorhoudende te Zevenaar.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 april 2013 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 juni 2013, is de man in hoger beroep gekomen van die beschikking van 15 april 2013 (hierna: de bestreden beschikking). De man heeft daarbij onder meer verzocht om de uitvoerbaarheid bij voorraad van de voormelde beschikking te schorsen gedurende het geding in hoger beroep voor wat betreft de beslissing dat de vrouw huurder zal zijn van de echtelijke woning aan het adres plaatselijk bekend als [adres].
2.2
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 14 juni 2013, heeft de vrouw het schorsingsverzoek van de man bestreden en geconcludeerd tot afwijzing ervan, kosten rechtens.
2.3
Het hof heeft voorts kennisgenomen van een journaalbericht van mr. Welles door het hof ontvangen op 12 juni 2013, waarin zij het hof verzoekt om een mondelinge behandeling te plannen in Arnhem. Dit verzoek is bij brief van 14 juni 2013 afgewezen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van dit hof van 20 juni 2013, gehouden te Zwolle. De vrouw is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn advocaat.

3.De vaststaande feiten

3.1
Partijen zijn [in 1979] de voormalige gemeente [gemeente], thans gemeente [gemeente], met elkaar gehuwd.
3.2
De vrouw heeft [in 2013] een echtscheidingsverzoek met nevenverzoeken ingediend bij de rechtbank.
3.3
De man heeft geen verweer gevoerd in eerste aanleg.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de vrouw de huurder zal zijn van de woning aan het adres [adres], zulks met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.5
De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Aan de orde is het verzoek van de man schorsing te bevelen van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de bestreden beschikking voor zover daarin het huurrecht van de voormalige echtelijke woning van partijen aan de vrouw is toegekend.
4.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
4.3
Bij de beoordeling van een verzoek tot schorsing van de werking van een beschikking dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Bij die belangenafweging blijft de kans van slagen van het hoger beroep in de regel buiten beschouwing.
4.1
De man heeft ter onderbouwing van zijn schorsingsverzoek aangevoerd dat de gevolgen van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad voor de man onherstelbaar en onevenredig zwaar zijn. Gelet op zijn psychische toestand is het voor de man te zwaar om de echtelijke woning, waar hij al ruim vierendertig jaar woont, te moeten verlaten. Voorts heeft de man toegelicht dat hij door ziekte niet meer aan het arbeidsproces kan deelnemen en in een sociaal isolement is geraakt. Hij is al meer dan vier jaar onder behandeling op de polikliniek psychiatrie in verband met een dysthyme stoornis met een chronische aanpassingsstoornis bij pijnklachten en het slecht verwerken van levensfases. De contacten die de man nog onderhoudt zijn in zijn directe (woon)omgeving, waardoor hij zeer aan de echtelijke woning is verbonden. De man oefent daarnaast in de woning zijn hobby knutselen uit en dat geeft hem afleiding en rust. In het licht van die omstandigheden dient een juiste weging van belangen volgens de man tot de conclusie te leiden dat zijn belang om gedurende de procedure in hoger beroep als huurder te kunnen blijven wonen in de echtelijke woning, zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Ter onderbouwing heeft de man bij het beroepschrift een brief ([brief] bericht) van zijn psychiater [psychiater], gericht aan de huisarts van de man [huisarts], overgelegd gedateerd 5 februari 2013.
4.2
De vrouw is van mening dat geen aanleiding bestaat om het schorsingsverzoek van de man toe te wijzen. Het is in het belang van de vrouw dat zo snel mogelijk uitvoering wordt gegeven aan de inhoud van de beschikking van 15 april 2013. De situatie voor partijen in de woning is al sinds januari 2013 onhoudbaar. De man werkt echter niet mee aan inschrijving van de echtscheidingsbeschikking waardoor de vrouw eerst vanaf 15 juli 2013, na het vragen van een verklaring van non appel, de echtscheidingsbeschikking kan laten inschrijven. De vrouw heeft vernomen dat de man inmiddels bij Woningbouwvereniging Baston is geweest in verband met het verkrijgen van een huurwoning. De ‘meettijd’ van de man is vierendertig jaar waardoor hij snel een woning moet kunnen krijgen. De vrouw heeft een groter belang bij het kunnen blijven in de echtelijke woning. Door de onhoudbare situatie in de woning hebben de jongmeerderjarige kinderen de woning dit jaar noodgedwongen verlaten. De vrouw wilde met de kinderen in de woning blijven wonen. Zij heeft een inkomen van ongeveer € 600,- netto per maand. Het is voor de vrouw niet mogelijk om een andere huurwoning te huren omdat de huren van andere aangeboden huurwoningen veel hoger liggen. De man heeft een veel hoger inkomen en is in staat om een hogere huur te voldoen. De vrouw werkt op de school tegenover de woning voor vijftien uren per week. Zij kan pas een WWB-uitkering aanvragen wanneer de man de echtelijke woning heeft verlaten. De man plaatst zichzelf in een slachtofferrol maar is wel in staat om bijvoorbeeld zijn hobby uit te oefenen. Uit de door de man overgelegde gegevens van de psychiater kan niet worden afgeleid dat het voor de man gezien zijn psychische situatie te zwaar is om het verlaten van de woning te kunnen verwerken.
4.3
Het hof overweegt dat voor schorsing van de werking van een beschikking plaats is, indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de gebruikmaking van zijn bevoegdheid om, in afwachting van de uitslag van het hoger beroep, tot tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking over te gaan. Dat laatste doet zich in ieder geval voor, indien de beschikking klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van feiten die na het geven van deze beschikking zijn voorgevallen of aan het licht gekomen, aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor de onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Daarnaast kunnen zich ook andere gevallen voordoen waarin plaats is voor schorsing van de werking. Daarvan is sprake indien feiten die na het geven van deze beschikking zijn voorgevallen of aan het licht gekomen of die de rechter in eerste aanleg bij zijn beslissing over de uitvoerbaarverklaring anderszins niet heeft kunnen meewegen, meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van zijn wederpartij bij (voortzetting van) de tenuitvoerlegging van de beschikking.
4.4
Naar het oordeel van het hof doet laatstgenoemde situatie zich in het onderhavige geval voor. Vast is komen te staan dat de man onder behandeling is bij de psychiater in verband met een dysthyme stoornis met een chronische aanpassingssstoornis bij pijnklachten en het slecht verwerken van levensfasen. Uit de door de man overgelegde brief van zijn behandelaar blijkt dat sprake is van een wankel evenwicht, welk evenwicht recent door de echtscheiding nog meer uit balans is geraakt. De man oefent in huis zijn hobby knutselen uit, die hem rust en afleiding geeft. Dat sprake is van een wankel evenwicht wordt bevestigd uit het verhandelde ter zitting. Bij de man is ten gevolge van de echtscheiding sprake van grote spanning en gaat hij ernstig gebukt onder de situatie. De man is niet assertief en lijkt niet in staat een andere wending aan de omstandigheden te geven. Zoals de vrouw ter zitting heeft aangegeven, lijkt het ook niet tot de man door te dringen dat hij mogelijk het huis uit moet. Vanwege zijn hobby staat de woning vol met spullen en blijft de man, ondanks een verbod van familie, onveranderd spullen kopen. Ook de advocaat van de man heeft aangegeven dat de man er ernstig aan toe is. Alhoewel het hof begrijpt dat het in het belang van de vrouw is dat zo snel mogelijk uitvoering wordt gegeven aan de inhoud van de beschikking van 15 april 2013 omdat het samenleven met de man haar zwaar valt, is het hof van oordeel dat gelet op de psychische gesteldheid van de man het belang van de man bij het afwachten van het oordeel in de bodemprocedure over de huurrechten zwaarder dient te wegen dan het belang van de vrouw bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking. Naar het zich laat aanzien zijn in deze situatie immers de gevolgen van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad voor de man onherstelbaar en onevenredig zwaar.
Gelet op het voorgaande zal het hof het schorsingsverzoek van de man toewijzen.

5.De beslissing

Het gerechtshof:
schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 15 april 2013, gewezen onder voormeld zaaknummer, voor zover daarbij is bepaald “dat de vrouw huurder zal zijn van de woning, gelegen te [adres], zulks met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand”;
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, M.P. den Hollander en H.J. de Ruijter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 4 juli 2013 in bijzijn van de griffier.