ECLI:NL:GHARL:2013:6000

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
200.102.088
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordigingsbevoegdheid in arbeidsovereenkomst van professionele voetballer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van FC Twente ’65 B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Almelo. De zaak betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een professionele voetballer, [geïntimeerde], die in 2008 een contract met FC Twente aanging. FC Twente heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen de veroordeling om een bedrag van € 140.000,- aan [geïntimeerde] te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De kern van het geschil draait om de vraag of [geïntimeerde] afstand heeft gedaan van zijn recht op een transfervergoeding van € 150.000,-, die voortvloeit uit zijn arbeidsovereenkomst, en of de heer [S] als zijn vertegenwoordiger optrad bij de beëindiging van de overeenkomst.

Het hof oordeelt dat artikel 21.8 van de arbeidsovereenkomst, dat wijzigingen in de overeenkomst schriftelijk vereist, niet van toepassing is op de beëindiging van de overeenkomst. Dit betekent dat de door FC Twente gestelde afspraak, waarbij [geïntimeerde] afstand zou hebben gedaan van zijn vorderingsrecht, niet schriftelijk vastgelegd hoefde te worden. Het hof concludeert dat FC Twente niet heeft aangetoond dat [S] de bevoegdheid had om namens [geïntimeerde] te handelen, en dat er geen sprake is van een toerekenbare schijn van volmachtverlening.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt FC Twente in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten en de noodzaak van duidelijke vertegenwoordiging in contractuele relaties, vooral in de context van professionele sporters.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.102.088
(zaaknummer rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede, 375163)
arrest van de derde kamer van 13 augustus 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FC Twente ’65 B.V.,
gevestigd te Enschede,
appellante,
hierna: FC Twente,
advocaat: mr. A.C. Huisman,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. K. Watanabe.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
22 november 2011 dat de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede) tussen FC Twente als gedaagde partij en [geïntimeerde] als eisende partij heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
FC Twente heeft bij exploot van 9 februari 2012 [geïntimeerde] aangezegd van dat vonnis van 22 november 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof. De zaak is vervolgens geïntroduceerd door de advocaat van FC Twente. Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.
2.2
Bij memorie van grieven heeft FC Twente twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [geïntimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, althans [geïntimeerde] zijn vorderingen zal ontzeggen en deze zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot (terug)betaling van al hetgeen FC Twente aan [geïntimeerde] heeft voldaan uit hoofde van het bestreden vonnis, zijnde een bedrag van € 143.673,35, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 9:119a BW dan wel de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf het moment der betaling door FC Twente (23 december 2011) tot het moment van de volledige terugbetaling door [geïntimeerde], met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente over de kostenveroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskosten niet binnen twee dagen na betekening van het te wijzen arrest heeft plaatsgevonden.
2.3
Na zuivering van het verstek, heeft [geïntimeerde] bij memorie van antwoord verweer gevoerd en heeft hij bewijs aangeboden. Hij heeft geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van FC Twente in de kosten van het hoger beroep.
2.4
Vervolgens zijn de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof arrest bepaald.

3.De grieven

FC Twente heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 4 het volgende overwogen:
“(…)
[geïntimeerde] beroept zich op de al eerder genoemde bepaling in artikel 21.8 van de arbeidsovereenkomst, welke voorschrijft dat wijzigingen in de overeenkomst slechts schriftelijk kunnen geschieden, waarmee hij wil betogen dat de wijziging, zoals door
FC Twente voorgestaan, niet schriftelijk is overeengekomen.
FC Twente tracht zeer vindingrijk zich onder die bepaling uit te redeneren door er op te wijzen dat het geen wijziging van de arbeidsovereenkomst betreft, maar een beëindiging van diezelfde overeenkomst, zodat gemeld artikel niet zou gelden.
In het Nederlandse arbeidsrecht geldt echter nog steeds en ook in het geval van voetballer, dat de rechten van de werknemer tenminste zeer serieus genomen moeten worden en dat er niet te snel afwijkingen moeten worden goedgekeurd, welke apert in het nadeel van de werknemer uitvalt.
Het gewraakte artikel 20.3 kan alleen van toepassing zijn bij een beëindiging van het dienstverband van de speler bij zijn “oude club”, zodat de stelling van FC Twente dat het schriftelijkheidsvereiste om die reden niet zou gelden, niet opgaat.
Partijen zijn in 2008 weloverwogen dat vereiste overeengekomen en het zou ridicuul zijn om die eis zonder slag of stoot terzijde te schuiven. Als dat zou gebeuren, dan zet dat de deur open naar scherpe onderhandelingen waarbij de oude club telkens die aan de speler toekomende transfervergoeding opnieuw ter discussie kan stellen en zelfs daarmee de transfer kan tegenhouden. Deze gang van zaken komt de kantonrechter zeer onjuist voor.
De overeenkomst zoals deze destijds tussen partijen is gesloten, dient te worden nagekomen, tenzij partijen daarvan schriftelijk afwijken. Dit is niet gebeurd, zodat FC Twente gehouden is de gehele aan [geïntimeerde] toekomende transfersom te betalen.
De stelling dat FC Twente hierdoor schade lijdt wijst de kantonrechter van de hand. In de arbeidsovereenkomst is immers in deze situatie voorzien: FC Twente behoefde de aan [geïntimeerde] toekomende transfervergoeding niet eerder te betalen dan de dag dat Wigan de betaling aan FC Twente zou hebben gedaan. Eventuele andere schade moge dan wellicht juist en voorstelbaar zijn, dat is in ieder geval een schade, waar partijen in 2008 geen aandacht aan hebben geschonken en derhalve voor lief hebben genomen.
Conclusie uit bovenstaande is dan ook dat de vordering van [geïntimeerde] toewijsbaar is, echter met dien verstande dat de wettelijke rente eerst toewijsbaar is vanaf 10 augustus 2011. (…)”
Grief II
Ten onrechte heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 4 het volgende overwogen:
“(…)
FC Twente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden verwezen.”

4.De vaststaande feiten

4.1
[geïntimeerde], geboren op [geboortedatum], is een professioneel voetbalspeler, die op 2 september 2008 een arbeidsovereenkomst (hierna ook te noemen: spelerscontract) is aangegaan met
FC Twente voor de duur van vier seizoenen met ingang van 1 september 2008 en van rechtswege eindigend op 30 juni 2012.
4.2
Artikel 20 (“Tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst”) van het spelerscontract luidt als volgt:
“20.1 Ingeval de speler deze overeenkomst éénzijdig tussentijds beëindigt na afloop van de zogeheten “protected period” overeenkomstig het dienaangaande bepaalde in de FIFA Regulations for the Status and Transfer of Players (op het moment van ondertekening van deze overeenkomst artikel 17), is de speler of een door de speler aan te wijzen derde een vergoeding ter hoogte van € 6.000.000,- (zegge: zes miljoen euro) excl. btw. verschuldigd aan de club. Voornoemde vergoeding geldt uitdrukkelijk slechts ingeval van een éénzijdige beëindiging na afloop van de protected period als genoemd in de vorige volzin en voornoemd bedrag is nadrukkelijk niet van toepassing ingeval van enig andersoortige beëindiging waaronder doch niet uitsluitend een beëindiging met wederzijds goedvinden.
20.2
De club is uitsluitend bereid mede te werken aan een beëindiging met wederzijds goedvinden indien de speler of een door de speler aan te wijzen derde in verband met de voortijdige beëindiging van deze overeenkomst een (nader) door de club te bepalen vergoeding betaalt, waarbij de bereidheid deze vergoeding te betalen, nog geen beëindiging met wederzijds goedvinden met zich brengt. Immer is de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de club voor een dergelijke beëindiging vereist.
20.3
Indien deze arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd ontvangt de speler een bruto aandeel van 10% van door de speler of een door de speler aan te wijzen derde in verband met de voortijdige beëindiging van deze overeenkomst te betalen meerbedrag boven € 2.000.000,- (zegge: twee miljoen euro). Indien de vergoeding door
FC Twente wordt ontvangen in gedeelten dan volgt betaling van de vergoeding als genoemd in dit artikellid tevens in gedeelten.”
4.3
Artikel 21.8 van het spelerscontract, dat is opgenomen onder het kopje “Slotbepalingen”, luidt als volgt:
“Wijzigingen in de overeenkomst kunnen slechts schriftelijk geschieden.”
4.4
Artikel 22.1 van het spelerscontract, dat is opgenomen onder het kopje “Spelersmakelaar”, luidt als volgt:
“Bij de totstandkoming van de onderhavige overeenkomst heeft de heer [D] de belangen van speler behartigd.”
4.5
Volgens artikel 9 van het Reglement Spelersmakelaars van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (verder te noemen: KNVB) mag een spelersmakelaar als bedoeld in dat reglement slechts de belangen van een voetbalspeler behartigen als de spelersmakelaar een schriftelijke overeenkomst met de speler (het spelersmakelaarscontract) heeft gesloten en dit contract is geregistreerd bij de KNVB. Een spelersmakelaar is volgens de begripsbepalingen van het Reglement de natuurlijk persoon die in het bezit is van een door de KNVB afgegeven spelersmakelaarslicentie die hem de bevoegdheid geeft voor spelers en betaaldvoetbalorganisaties op te treden in het kader van arbeidsovereenkomsten en/of de overschrijving van spelers binnen de KNVB alsmede van en naar buitenlandse bonden. De onder 4.4 genoemde heer [D] is een spelersmakelaar als bedoeld in het Reglement Spelersmakelaars van de KNVB.
4.6
[geïntimeerde] heeft op 22 februari 2010 een “Mandate of Authority” getekend, waarbij hij
[M] en [H] een exclusief recht heeft gegeven om hem te vertegenwoordigen bij onderhandelingen met Engelse “Premier League” clubs. Zij hebben [geïntimeerde] in contact gebracht met Wigan Athletic F.C. (verder: Wigan). Op 30 juli 2010 heeft [geïntimeerde] een arbeidsovereenkomst gesloten met Wigan. FC Twente en Wigan zijn een transfervergoeding van € 3.500.000,- overeengekomen.
4.7
In de door FC Twente op 29 juli 2010 aan [geïntimeerde] voorgelegde concept overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst is de volgende bepaling opgenomen:
“Partijen zijn in tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in de arbeidsovereenkomst van de heer [geïntimeerde] overeengekomen dat de heer [geïntimeerde] in verband met de transfer recht heeft op een transferaandeel van bruto € 10.000,- (zegge: tien duizend euro).”
In deze concept overeenkomst is niet de naam van een spelersmakelaar vermeld.
4.8
[geïntimeerde] heeft de voorgelegde concept overeenkomst niet ondertekend en heeft ontkend met FC Twente een afwijkende afspraak over de hem toekomende transfervergoeding te hebben gemaakt. Bij brief van 5 november 2010 heeft de advocaat van [geïntimeerde] het volgende geschreven aan FC Twente:
“(…)
F.C. Twente en Wigan Athletic F.C. hebben voor de zomer van 2010 overeenstemming bereikt over de overgang van cliënt naar Wigan Athletic FC. F.C. Twente en Wigan Athletic FC zijn ter zake van de voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding overeengekomen van EUR 3.500.000,-. Cliënt heeft op de voet van artikel 20.3 van de arbeidsovereenkomst recht op een vergoeding van 10% over € 1.500.000,-, te weten
€ 150.000,-.
De arbeidsovereenkomst met cliënt is met ingang van 28 juli 2010 met wederzijds goedvinden beëindigd. F.C. Twente heeft op 29 juli 2010 een concept beëindigingovereenkomst voorgelegd aan cliënt. Hierin is opgenomen dat partijen in tegenstelling tot hetgeen is opgenomen in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen dat cliënt in verband met de transfer recht heeft op een transferaandeel van bruto EUR 10.000,-.
Cliënt ontkent deze afspraak met F.C. Twente te hebben gemaakt en heeft daarom geweigerd de beëindigingovereenkomst te tekenen. Cliënt maakt hierbij aanspraak op het overeengekomen deel van de afkoopsom ad EUR 150.000,-. (…)”
4.9
[W], werkzaam bij de Federatie van Betaald Voetbal Organisaties (verder te noemen: FBO) heeft bij brief van 26 november 2010 als volgt namens FC Twente gereageerd:
“(…)
Het is FC Twente uiteraard bekend dat er in artikel 20.3 van de arbeidsovereenkomst, welke destijds was gesloten met uw cliënt, was opgenomen dat indien uw cliënt voor de afloop van zijn arbeidsovereenkomst zou worden getransfereerd naar een andere voetbalclub, hij recht zou hebben op een bruto aandeel van 10% van het deel van de afkoopsom boven het bedrag van € 2.000.000,-. In de zomer van 2010 is uw cliënt getransfereerd van FC Twente naar Wigan Athletic waarbij een vergoeding is overeengekomen terzake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van uw cliënt, ter hoogte van een bedrag van € 3.500.000,-.
In uw brief van 5 november 2010 meent u dat uw cliënt recht heeft op € 150.000,-.
De conclusie die u verbindt aan bovenstaande, te weten dat uw cliënt recht meent te hebben op genoemd bedrag van € 150.000,- is echter onjuist.
Met uw cliënt alsmede met de zaakwaarnemer van uw cliënt, de heer [S], die destijds uw cliënt bijstond in deze kwestie, is afgesproken dat uw cliënt zou afzien van genoemd bedrag van € 150.000,-. Afgesproken is tussen FC Twente, uw cliënt en de heer [S], dat in tegenstelling tot hetgeen is vastgelegd in artikel 20.3 van de arbeidsovereenkomst, uw cliënt aanspraak zou maken op een bedrag van bruto € 10.000,-. Dat een en ander is afgesproken blijkt ook uit de door FC Twente opgestelde beëindigingovereenkomst van 29 juli 2010, welke aan uw cliënt ter ondertekening door FC Twente is voorgelegd.
In het kader van bovengemaakte (alternatieve) afspraak merken wij namens FC Twente tevens nog op dat de transfer van de heer [geïntimeerde] van FC Twente naar Wigan Athletic ook uitsluitend tot stand is gekomen en doorgang heeft gevonden onder de strikte voorwaarde dat uw cliënt zou afzien van zijn vermeende recht voortvloeiend uit artikel 20.3 van zijn arbeidsovereenkomst, te weten zijn aanspraak op het bedrag van € 150.000,-. Onder die strikte voorwaarde is FC Twente destijds akkoord gegaan met de overgang van uw cliënt van FC Twente naar Wigan Athletic. Ook dit was uw cliënt alsmede zijn zaakwaarnemer, de heer [S], bekend. Overigens zij nog opgemerkt dat het transferbedrag van € 3.500.000,- waarvoor de heer [geïntimeerde] is overgegaan naar Wigan Athletic, niet in zijn volledigheid aan
FC Twente toekomt, dit onder meer in verband met de verschuldigde solidariteitsbijdrage, alsmede dat genoemd bedrag ook pas volgend jaar augustus verschuldigd is. (…)”
4.1
FC Twente heeft een bedrag van € 10.000,- bruto als aandeel in de transfervergoeding aan [geïntimeerde] betaald.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
De grieven zijn gericht tegen de veroordeling van FC Twente om aan [geïntimeerde] een bedrag van € 140.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2011 tot de dag der algehele voldoening, te betalen, alsmede tegen de proceskostenveroordeling ten laste van FC Twente. Nu [geïntimeerde] geen incidenteel hoger beroep heeft ingesteld, ligt zijn vordering tot veroordeling van FC Twente tot betaling van een bedrag ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, die door de kantonrechter is afgewezen, thans niet ter beoordeling voor.
5.2
Volgens FC Twente heeft [geïntimeerde] bij de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met FC Twente afstand gedaan van zijn recht op de hem volgens artikel 20.3 van het spelerscontract toekomende transfervergoeding, die in verband met de door Wigan te betalen transfersom neerkwam op € 150.000,-. Naar het oordeel van het hof is artikel 21.8, dat kennelijk betrekking heeft op een wijziging van de arbeidsovereenkomst gedurende de looptijd daarvan, in dit geval waarin het om een algehele beëindiging van de overeenkomst gaat, niet van toepassing, zodat de door FC Twente gestelde afspraak, waarbij [geïntimeerde] van zijn vorderingsrecht ter zake van het hiervoor genoemde bedrag afstand zou hebben gedaan, niet schriftelijk behoefde te worden vastgelegd. In zoverre slaagt grief I van FC Twente. Dit brengt echter, zoals hierna zal blijken, niet mee dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
5.3
FC Twente heeft verder gesteld dat de hiervoor bedoelde afspraak namens [geïntimeerde] is gemaakt door de heer [S] (verder: [S]), die [geïntimeerde] zou hebben vertegenwoordigd bij de totstandkoming van de overeenkomst tot beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met FC Twente. Volgens FC Twente is [S] als gemachtigde van [geïntimeerde] akkoord gegaan met wijziging van de [geïntimeerde] toekomende transfervergoeding van € 150.000,- in € 10.000,- om zijn transfer van FC Twente naar Wigan mogelijk te maken.
5.4
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat hij [S] volmacht heeft gegeven om namens hem ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met FC Twente rechtshandelingen te verrichten.
5.5
Het betoog van FC Twente dat de volmacht van [geïntimeerde] voortvloeit uit de aanstelling van [S] in zijn hoedanigheid van spelersmakelaar (memorie van grieven, 42) gaat niet op. Vast staat immers dat [S] geen spelersmakelaar in de zin van het Reglement Spelersmakelaars van de KNVB was. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] van de bevoegdheid van [S] om hem te vertegenwoordigen ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met FC Twente en een afspraak te maken als door FC Twente gesteld, zou het op haar weg liggen te bewijzen dat [S] die bevoegdheid wel had. Aan het daartoe strekkende bewijsaanbod van FC Twente gaat het hof echter voorbij, omdat FC Twente onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld om te kunnen concluderen dat [S] in weerwil van artikel 9 van het Reglement Spelersmakelaars de door FC Twente gestelde bevoegdheid had. De stelling van FC Twente dat ook [S] van mening is dat hij destijds door [geïntimeerde] gevolmachtigd is, is onvoldoende concreet en op zichzelf onvoldoende.
5.6
Zoals FC Twente terecht heeft aangevoerd, kan, indien [S] de hiervoor bedoelde bevoegdheid niet had, voor toerekening van de schijn van volmachtverlening aan [geïntimeerde] plaats zijn, indien FC Twente gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening door [geïntimeerde] aan [S] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van [geïntimeerde] komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van zulke feiten en omstandigheden.
5.7
Anders dan FC Twente heeft aangevoegd, kan de schijn van vertegenwoordigings- bevoegdheid niet worden afgeleid uit de aard en de inhoud van de functie van [S] (memorie van grieven, 48 en 52). Gelet op de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerde] van de bevoegdheid van [S] om namens hem rechtshandelingen te verrichten ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met FC Twente, staan de aard en de inhoud van de functie van [S] niet vast. Zoals in rechtsoverweging 5.5 al is overwogen, was [S] bovendien geen spelersmakelaar als bedoeld in het Reglement Spelersmakelaars van de KNVB.
5.8
Verder staat tussen de partijen weliswaar vast, dat [S] contact heeft gehad met FC Twente over een eventuele transfer van [geïntimeerde] naar Ajax, maar daaruit kan nog niet de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [S] worden afgeleid, laat staan ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] in het kader van een transfer van [geïntimeerde] van FC Twente naar Wigan. Tussen de partijen staat immers (als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende weersproken) vast dat de in rechtsoverweging 4.6 genoemde heren [M] en [H] (ook) optraden namens [geïntimeerde] bij de onderhandelingen met Wigan.
5.9
Uit de omstandigheid dat [geïntimeerde] met [S] sprak over zijn transfer van FC Twente naar Wigan en over de hoogte van de transfervergoeding, kan naar het oordeel van het hof evenmin de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [S] worden afgeleid, ook niet tezamen met de omstandigheid dat [S] met FC Twente contact had over een eventuele transfer van [geïntimeerde] van FC Twente naar Ajax. Zoals [geïntimeerde] ook zelf heeft aangegeven, werd hij door [S], die contact had met FC Twente over een eventuele transfer naar Ajax, op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen rondom de transfer naar Wigan. Daarbij overweegt het hof dat [geïntimeerde] bij zijn conclusie van repliek onbestreden heeft betoogd dat Ajax in de periode, waarin de transfer naar Wigan werd afgewikkeld, nog steeds interesse in hem had, maar dat een eventuele transfer naar Ajax afhankelijk was van het vertrek van de rechtsachter van Ajax. Hieruit maakt het hof op, dat [geïntimeerde] ook vanwege de nog steeds bestaande interesse van Ajax contact met [S] had.
Het voorgaande brengt mee dat ook uit de inhoud van de door FC Twente gestelde - maar door [geïntimeerde] betwiste - telefoongesprekken tussen [geïntimeerde] en de heer [L] (conclusie van antwoord, 17) niet de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [S] kan worden afgeleid.
5.1
Aan een bewijsopdracht met betrekking tot de door FC Twente gestelde schijn van volmachtverlening komt het hof niet toe, nu geen andere dan de hiervoor besproken feiten en omstandigheden zijn gesteld op grond waarvan volgens FC Twente dient te worden aangenomen dat zij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op volmachtverlening door [geïntimeerde] aan [S] met betrekking tot het verrichten van rechtshandelingen ter zake van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met FC Twente.
5.11
Voor zover grief I van FC Twente ertoe strekt dat de vordering van [geïntimeerde] wordt afgewezen omdat sprake was van een door hem verleende volmacht aan [S] of een aan [geïntimeerde] toerekenbare schijn van volmachtverlening aan [S], faalt deze gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
5.12
Het voorgaande brengt voorts mee dat FC Twente terecht is veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg, zodat ook grief II faalt.

6.De slotsom

6.1
De grieven kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden, zodat dit moet worden bekrachtigd.
6.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof FC Twente in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 1.513,-
- salaris advocaat
€ 2.632,-(1 punt x tarief V)
Totaal € 4.145,-.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede) van 22 november 2011;
veroordeelt FC Twente in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.513,- voor verschotten en op € 2.632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, G.P.M. van den Dungen en
H.M. Wattendorff en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
13 augustus 2013.