ECLI:NL:GHARL:2013:6085

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 augustus 2013
Publicatiedatum
15 augustus 2013
Zaaknummer
12/00371
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete voor autohandelaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete had vernietigd. De naheffingsaanslag was opgelegd aan Autohandel en demontagebedrijf [X] bv, omdat op 8 augustus 2011 een motorrijtuig van het merk Volvo met het kenteken [AA-BB-00] gefotografeerd was op de weg zonder dat het voertuig voorzien was van een handelaarskenteken. De Inspecteur stelde dat dit voertuig tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende behoorde en dat er gebruik van was gemaakt, terwijl belanghebbende dit ontkende. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld dat de naheffingsaanslag en de boetebeschikking onterecht waren opgelegd, wat de Inspecteur in hoger beroep aanvecht.

Tijdens de zitting werd het bewijs van de Inspecteur, dat de gefotografeerde auto de Volvo van belanghebbende was, ter discussie gesteld. Belanghebbende voerde aan dat de foto onduidelijk was en dat er geen bewijs was dat de auto daadwerkelijk door hen was gebruikt. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de Volvo op de weg was gebruikt zonder handelaarskenteken. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur de bewijslast niet had kunnen dragen en dat de uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De kosten van het hoger beroep werden aan de Inspecteur opgelegd.

De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete ten onrechte zijn opgelegd. Dit besluit benadrukt de noodzaak voor de belastingautoriteiten om voldoende bewijs te leveren bij het opleggen van naheffingsaanslagen, vooral in situaties waarin de betrokkenheid van de belastingplichtige niet duidelijk is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00371
uitspraakdatum:
13 augustus 2013
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratie(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 november 2012, nummer AWB 12/2105, in het geding tussen de Inspecteur en
Autohandel en demontagebedrijf [X] bvte
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 9 augustus 2010 tot en met 8 augustus 2011 van € 412. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van € 412.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 november 2012 gegrond verklaard en de naheffingsaanslag alsmede de boetebeschikking vernietigd.
1.4
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] namens belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende drijft een autohandel- en autodemontagebedrijf. Naast de aan- en verkoop van demontageauto’s houdt de onderneming zich bezig met de demontage van auto’s en de handel in onderdelen van schadeauto’s. Belanghebbende is gevestigd in [Z]. Tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende behoort een Volvo, bouwjaar 1997 (hierna: de Volvo). Op 26 april 2007 is de Volvo ingeschreven in het kentekenregister met het kenteken [AA-BB-00].
2.2
Belanghebbende heeft de Volvo eind 2010 gekocht van Univé Schade voor € 1.780.
2.3
Op het terrein van belanghebbende bevinden zich enkele honderden motorrijtuigen die deels voor de verkoop en deels voor de sloop zijn bestemd. Belanghebbende heeft de Volvo, nadat zij er niet in is geslaagd deze te verkopen, in 2013 gesloopt.
2.4
Op maandag 8 augustus 2011 is om 16:57 uur op de A4 bij Den Ruygen Hoek een motorrijtuig gefotografeerd van het merk “Volvo” met het kenteken [AA-BB-00].
2.5
De afstand tussen de vestigingsplaats van belanghebbende en de plaats waar het motorrijtuig is gefotografeerd, bedraagt ongeveer 140 kilometer.
2.6
In de brief van 21 februari 2012 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een vooraankondiging gestuurd, waarin hij het voornemen tot het opleggen van een naheffingsaanslag met verzuimboete ter zake van de onder 2.4 genoemde constatering heeft medegedeeld.
2.7
Op 27 februari 2012 heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de Inspecteur terecht de naheffingsaanslag en de verzuimboete heeft opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of het op 8 augustus 2011 gefotografeerde motorrijtuig de Volvo van belanghebbende betreft.
3.2
De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende beantwoordt deze ontkennend.
3.3
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
3.4
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.
3.5
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
In artikel 1, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet MRB) is het volgende bepaald:
“2. Voor motorrijtuigen die behoren tot een bedrijfsvoorraad en voor motorrijtuigen die voor het verrichten van werkzaamheden daaraan bij een herstelbedrijf zijn, kan de belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden met betrekking tot het gebruik, in afwijking van het eerste lid worden geheven ter zake van de ten behoeve van die motorrijtuigen opgegeven kentekens als bedoeld in artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.”
4.2
Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 luidt als volgt:
“Met betrekking tot het gebruik van motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet zijn de krachtens artikel 37, derde en vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorwaarden voor het gebruik van die motorrijtuigen en de aldaar bedoelde kentekens van toepassing.”
4.3
Artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 luidt als volgt:
“3. Voor motorrijtuigen en aanhangwagens, die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 62 is verleend of die voor herstel of bewerking ter beschikking zijn gesteld van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, geldt het vereiste dat een kenteken voor een bepaald voertuig dient te zijn opgegeven niet, mits overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels gebruik wordt gemaakt van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, door de Dienst Wegverkeer aan die natuurlijke persoon of rechtspersoon dan wel aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 62 is verleend en die het voertuig ten behoeve van eerstbedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon ten verkoop voorhanden heeft, opgegeven kenteken. De Dienst Wegverkeer kan aan deze opgaven voorschriften verbinden. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen het gebruik van een zodanig kenteken verplicht is.”
4.4
Artikel 44 van het Kentekenreglement luidt als volgt:
“Gebruik
1. Een handelaarskenteken mag slechts worden gebruikt door degene aan wie het is opgegeven dan wel een door deze aangewezen persoon. Het gebruik is slechts toegestaan voor de categorie waarvoor het is opgegeven.
2. Een handelaarskenteken mag worden gebruikt voor voertuigen die ter bewerking of herstel aan degene aan wie het kenteken is opgegeven ter beschikking zijn gesteld.
3. Een handelaarskenteken moet worden gebruikt voor voertuigen die behoren tot de bedrijfsvoorraad van degene aan wie het kenteken is opgegeven.
4. Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig als bedoeld in het tweede en derde lid gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.
5. Voor overtreding van het eerste tot en met vierde lid is degene aan wie het handelaarskenteken is opgegeven aansprakelijk.”
4.5
Artikel 69 van de Wet MRB luidt voor zover relevant als volgt:
Indien met betrekking tot een motorrijtuig uit een bedrijfsvoorraad of een motorrijtuig dat voor het verrichten van werkzaamheden daaraan bij een herstelbedrijf is, niet is voldaan aan de krachtens artikel 1, tweede lid, gestelde voorwaarden, kan de belasting worden nageheven.
De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van twaalf maanden, waarbij als laatste dag geldt de dag waarvan wordt geconstateerd dat op die dag niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 1, tweede lid, gestelde voorwaarden.
. (…)
4.6
Op de Inspecteur rust de bewijslast dat met een motorrijtuig uit de bedrijfsvoorraad van belanghebbende van de weg gebruik is gemaakt.
4.7
Hiervoor draagt de Inspecteur aan dat tot de bedrijfsvoorraad van belanghebbende een Volvo met het kenteken [AA-BB-00] behoort. Op 8 augustus 2011 is een Volvo met het betreffende kenteken gefotografeerd op de weg zonder dat deze was voorzien van een handelaarskenteken.
4.8
De Inspecteur kan met deze gegevens aannemelijk maken dat hij terecht een naheffingsaanslag heeft opgelegd. In het onderhavige geval ontkent belanghebbende echter beargumenteerd dat zij of een van haar werknemers van de Volvo gebruik heeft gemaakt. Zij draagt daarvoor de volgende argumenten aan. De gefotografeerde auto bevond zich op een plaats die op 140 kilometer afstand van de vestigingsplaats van belanghebbende gelegen is. De Volvo die tot haar bedrijfsvoorraad hoort is een 14-jaar oude “klusauto”. De auto is onverkoopbaar gebleken en is uiteindelijk gesloopt. Tot haar bedrijfsvoorraad behoren zeer veel auto’s en de betreffende Volvo is, gelet op de staat waarin deze auto verkeerde, een onlogische keuze om een dergelijke rit uit te voeren. Van een proefrit is in ieder geval geen sprake. Daarnaast stond de Volvo mogelijk op een plek waarbij eerst een groot aantal auto’s verplaatst moesten worden, voordat met de auto gereden kon worden. Belanghebbende kan dat echter niet met zekerheid zeggen, omdat de aankondiging van de naheffingsaanslag haar eerst een half jaar na de constatering van het gebruik van de weg is toegestuurd. Ten tijde van de aankondiging van de naheffingsaanslag stond de auto in ieder geval achter in een rij van ongeveer twintig auto’s. Werknemers van belanghebbende hebben in het verleden met motorrijtuigen uit de bedrijfsvoorraad van de weg gebruik gemaakt zonder dat op de voertuigen handelaarskentekens waren aangebracht. Na constatering van dit gebruik door de Belastingdienst heeft belanghebbende de betreffende naheffingsaanslagen en verzuimboeten direct betaald, hetgeen de Inspecteur ter zitting van het Hof heeft bevestigd. In dit geval echter sluit belanghebbende uit dat de Volvo uit de bedrijfsvoorraad is gefotografeerd. De foto is zeer donker. Op de foto die is gemaakt is enkel het kenteken en met grote moeite de Volvo-grill zichtbaar, maar verder ontbreekt daarop elke detail van de auto.
4.9
De Inspecteur brengt hier tegen in dat het wel de Volvo uit belanghebbendes bedrijfsvoorraad moet zijn, omdat het kenteken een unieke identificatie vormt. Op het gefotografeerde kenteken is weliswaar de blauwe balk met het NL/EU-symbool niet waarneembaar, maar dit wordt veroorzaakt door de gele retro reflecterende folie waarin deze elementen verwerkt zijn. Van een gestolen, gekopieerd of gemanipuleerd kenteken is de Inspecteur niet gebleken. De ervaring leert dat met gefraudeerde kentekens meer (verkeers)overtredingen worden gemaakt. Daarvan is bij het betreffende kenteken geen sprake, hetgeen belanghebbende beaamt.
4.1
Ofschoon de Inspecteur zich naar het oordeel van het Hof op deze ervaringsregel kan beroepen, en daarmee terecht aanvoert dat het vermoeden is gerechtvaardigd dat met de Volvo gebruik is gemaakt van de weg, brengt het ontbreken van andere overtredingen met dit kenteken niet zonder meer mee dat ervan uitgegaan moet worden dat niet van een gestolen, gekopieerd of gemanipuleerd kenteken gebruik is gemaakt, laat staan dat belanghebbende moet bewijzen dat van fraude sprake is geweest. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende met hetgeen zij heeft ingebracht voldoende twijfel doen ontstaan of de gefotografeerde auto wel de Volvo van belanghebbende is.
4.11
Belanghebbende heeft gesteld en het Hof acht aannemelijk, dat de Volvo een schade-auto was, een zogenoemde “klusauto”. Indien een dergelijke auto op een niet voor de hand liggende plaats wordt gefotografeerd, waarbij belanghebbende geloofwaardig heeft verklaard zich in de regel neer te leggen bij naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting ter zake van het gebruik van de weg met een auto uit de bedrijfsvoorraad, dan wordt van de Inspecteur meer bewijs verlangd dan een zeer onduidelijke foto waarop alleen het kenteken met zekerheid kan worden herkend en het beroep op een ervaringsregel. Met zijn stelling legt de Inspecteur de bewijslast bij belanghebbende dat de gefotografeerde auto voorzien was van een gestolen, gekopieerd, gemanipuleerd of tijdelijk ontvreemd kenteken. Dit is voor belanghebbende een nagenoeg onmogelijke bewijslast, te meer nu belanghebbende eerst een halfjaar na constatering van het gebruik daarvan op de hoogte werd gesteld.
4.12
Gelet op de geloofwaardige gemotiveerde ontkenning van het gebruik door belanghebbende heeft de Inspecteur met hetgeen hij heeft aangedragen naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat op 8 augustus 2011 met de Volvo gebruik is gemaakt van de weg zonder dat daarop een handelaarskenteken was aangebracht. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de verzuimboete daarom ten onrechte opgelegd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op haar reis en verblijfkosten in hoger beroep begroot op € 25.

6.Beslissing

Het Hof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 25 en
– bepaalt dat van de Staat op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 466.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. P.L.M. van Gorkom, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 13 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts)
(R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 augustus 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.