ECLI:NL:GHARL:2013:6140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2013
Publicatiedatum
19 augustus 2013
Zaaknummer
200.127.988
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toerekenbaarheid van tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling en de gevolgen voor de schone lei

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank Utrecht had eerder de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat de appellante toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen. De appellante had een boedelachterstand van € 3.304,41 en had niet voldaan aan haar sollicitatieplicht. Het hof heeft de zaak in hoger beroep beoordeeld, waarbij het de omstandigheden van de appellante in overweging nam, waaronder haar rol als alleenstaande moeder van drie kinderen met diverse problemen.

De rechtbank had de schone lei aan de appellante onthouden, maar het hof oordeelde dat de tekortkomingen van de appellante van dusdanige geringe betekenis waren dat deze buiten beschouwing moesten blijven. Het hof stelde vast dat de ouders van de appellante de boedelachterstand hadden ingelopen, wat een belangrijke factor was in de beslissing. Het hof concludeerde dat, ondanks de tekortkomingen in de sollicitatieverplichting, de appellante voldoende inspanningen had geleverd en dat de persoonlijke omstandigheden haar situatie bemoeilijkten.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verleende de appellante de schone lei, waarmee de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigde zodra de slotuitdelingslijst verbindend was geworden. Deze uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van persoonlijke omstandigheden bij de beoordeling van schuldsaneringszaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer 200.127.988
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland (Utrecht) C/16/09/165 R)
arrest van de eerste civiele kamer van 19 augustus 2013
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. G.J. Boven.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 14 juli 2009 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: [appellante]) de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 6 september 2010 is het verzoek van de bewindvoerder tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling afgewezen, om [appellante] nog een kans te bieden de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. De rechtbank ging er daarbij van uit dat [appellante] vanaf dat moment onverkort alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen.
1.3
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 3 juli 2012 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] verlengd tot 16 april 2013 omdat [appellante] haar (aanvullende) sollicitatieplicht niet volledig was nagekomen. De rechtbank achtte het aannemelijk dat [appellante] een ontheffing (van de sollicitatieplicht) zou zijn verleend, indien zij daar tijdig op de juiste wijze om had verzocht.
1.4
Bij vonnis van de rechtbank Midden-Nederland (Utrecht) van 28 mei 2013 is vastgesteld dat [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Hiermee is de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder dat daarbij de zogenoemde schone lei is verstrekt.
1.5
Het hof verwijst naar deze vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 5 juni 2013 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 28 mei 2013 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en haar alsnog de schone lei te verlenen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, van de brief met bijlagen van 29 juli 2013 van de advocaat van [appellante], alsmede van de brief met bijlagen van 30 juli 2013 van de bewindvoerder W.B.F. Mombarg.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2013, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door de kantoorgenoot van haar advocaat, mr. E. Vels. Namens de bewindvoerder is verschenen mevrouw mr. M.C.C. Ording.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft [appellante] de schone lei onthouden, omdat [appellante], kort gezegd, een boedelachterstand heeft laten ontstaan van € 3.304,41 en gedurende de verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling alleen in de maand januari 2013 aantoonbaar heeft gesolliciteerd en in de overige maanden niet dan wel onvoldoende heeft gesolliciteerd. De rechtbank heeft met betrekking tot de boedelachterstand overwogen dat het aanbod van [appellante] dat haar ouders de boedelachterstand zouden voldoen, te vaag en onbepaald was. [appellante] had volgens de rechtbank reeds vóór de behandeling van de zaak de achterstand moeten inlopen of ter zitting met een deugdelijk onderbouwd voorstel moeten komen. Met betrekking tot de sollicitatieplicht heeft de rechtbank overwogen dat [appellante] haar stellingen dat zij per e-mail heeft gesolliciteerd en deze berichten naar vier verschillende adressen heeft gestuurd en dat zij vanwege privéomstandigheden niet heeft kunnen solliciteren, niet althans onvoldoende met stukken heeft onderbouwd.
3.2
[appellante] kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en stelt dat zij, anders dan de bewindvoerder beweert, in de periode juli 2012 tot en met 6 april 2013 wel degelijk aan haar (aanvullende) sollicitatieverplichting heeft voldaan, ook al was dat voor haar af en toe vrijwel ondoenlijk. [appellante] stelt voorts dat zij, nu zij verplicht was om naast haar twee banen nog voor zes extra uren een baan te vinden, op allerlei functies heeft gesolliciteerd, maar dat er nergens banen voor dat aantal uren werden en worden aangeboden. [appellante] wijst er op dat ook de bewindvoerder het standpunt heeft ingenomen dat wat haar betreft de sollicitatieverplichting en de wijze waarop deze door [appellante] is uitgevoerd, geen reden moet zijn om de schone lei aan [appellante] te onthouden.
[appellante] stelt verder dat de bewindvoerder terecht aan de rechtbank heeft bericht dat er een boedelachterstand was ontstaan en dat zij ter zitting van de rechtbank op 21 mei 2013 een verklaring voor het ontstaan van deze achterstand heeft gegeven. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij er voor zou zorgen dat deze achterstand geheel zou worden ingelopen, door daarvoor onder meer haar vakantiegeld aan te wenden. Het vakantiegeld had zij echter nog niet op 21 mei 2013 ontvangen, zodat de betaling nog niet kon plaatsvinden. Direct na de zitting heeft [appellante] de gehele achterstand aan de boedel voldaan, waarop de bewindvoerder de rechtbank heeft verzocht hiermee bij haar oordeel rekening te willen houden.
De twijfel van de rechtbank over het feit dat [appellante] erg druk zou zijn met het proberen haar zoon op het rechte pad te houden, is onterecht. [appellante] stelt dat haar zoon [naam] ernstige problemen met justitie heeft, waarbij zij als ouder uiteraard betrokken wordt. [appellante] dient te verschijnen bij zittingen van de rechtbank, zij moet mee naar de reclassering en naar gesprekken met de kinderbescherming. Daarnaast zijn er veel gesprekken met de wijkagent en heeft zij zich moeten melden bij de politie naar aanleiding van aanhoudingen van haar zoon. Daarnaast heeft [appellante] nog een sterk getraumatiseerde dochter in huis wonen. Dat [appellante], zoals de rechtbank overwoog, de kansen om de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen, niet serieus heeft genomen, is onjuist. [appellante] stelt er alles aan gedaan te hebben om aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te voldoen. [appellante] wijst er op dat zij een alleenstaande moeder is van drie kinderen, die ieder hun eigen problemen hebben. Zij verricht werkzaamheden voor twee werkgevers, terwijl de vaders van de kinderen haar alleen met de zorg voor de kinderen laten zitten. Als haar de schone lei niet wordt verleend, weet [appellante] niet hoe het verder moet. Op dit moment is zij al overspannen.
3.3
De bewindvoerder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de door [appellante] aangevoerde persoonlijke omstandigheden bekend waren bij de rechter-commissaris respectievelijk de rechtbank en dat hiermee tijdens de schuldsaneringsregeling reeds rekening is gehouden. De bewindvoerder heeft geen althans onvoldoende bewijsstukken van [appellante] ontvangen, waaruit blijkt dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende (aanvullende) sollicitatieplicht volledig is nagekomen. Niettemin heeft de bewindvoerder aangegeven dat de boedelachterstand voor haar de meest zwaarwegende grond voor het onthouden van de schone lei was. Deze boedelachterstand bedroeg ten tijde van de beëindigingszitting bij de rechtbank € 3.304,41. Na de zitting heeft [appellante] de gehele achterstand door middel van een gift van haar ouders ingelopen. [appellante] heeft gedurende de schuldsaneringsregeling meerdere giften ontvangen om de ontstane boedelachterstanden in te lopen, waardoor [appellante] ruimer heeft kunnen leven dan bij een gemiddelde schuldenaar, die in de schuldsaneringsregeling zit, het geval is. De bewindvoerder is dan ook van mening dat de rechtbank terecht de schone lei aan [appellante] heeft onthouden.
3.4
Het hof oordeelt als volgt. Nu in hoger beroep is komen vast te staan dat de ouders van [appellante] de boedelachterstand door middel van een gift geheel hebben aangezuiverd, kan [appellante] op deze grond de schone lei niet meer worden onthouden. Ten aanzien van het niet (volledig) voldoen aan de inspanningsverplichting om baten voor de schuldsaneringboedel te verwerven overweegt het hof, dat [appellante] door haar sollicitatieactiviteiten er uiteindelijk in is geslaagd om naast haar baan van 18 uur per week per november 2012 nog een baan te vinden voor 12 uur per week, maar dat daarnaast van haar mocht worden verwacht dat zij zich zou inspannen om ook voor tenminste nog 6 uur per week een baan te vinden. Uit de door [appellante] overgelegde sollicitatiebewijzen blijkt dat zij ook voor de resterende zes uren naar functies heeft gesolliciteerd, doch niet dat zij dat in voldoende mate heeft gedaan. Bij die beoordeling neemt het hof een gemiddelde van vier schriftelijke sollicitaties per maand tot uitgangspunt. Hoewel deze tekortkoming aan [appellante] valt toe te rekenen, is het hof van oordeel dat in het licht van de huidige arbeidsmarkt en het feit dat [appellante] er met betrekking tot de opvoeding en verzorging van de drie kinderen alleen voor staat en daarbij te maken heeft met ernstige problemen met betrekking tot een risicogedrag vertonende zoon en een getraumatiseerde dochter, deze tekortkoming van dusdanig geringe betekenis is, dat deze bij de beoordeling of aan [appellante] al dan niet de schone lei kan worden verleend, buiten beschouwing dient te blijven.
3.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en er zal als volgt worden beslist.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 mei 2013 en, opnieuw recht doende:
stelt vast dat [appellante] weliswaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting, maar dat deze tekortkoming, gezien haar geringe betekenis, buiten beschouwing moet blijven;
verstaat dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling zal eindigen zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, A.R. van der Winkel en P.H. van Ginkel en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2013.