In deze zaak gaat het om een geschil tussen een appellant en een geïntimeerde over de kwaliteit van schilderwerk dat door de geïntimeerde is uitgevoerd in opdracht van de appellant. De werkzaamheden vonden plaats in september 2010, waarna de appellant opmerkingen maakte over schade door regen. De geïntimeerde heeft een factuur van € 3.887,75 verzonden, maar de appellant heeft deze niet voldaan en geen schriftelijke klachten ingediend over de kwaliteit van het werk. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van de geïntimeerde toegewezen, waarbij werd geoordeeld dat de appellant niet gerechtigd was om de betaling op te schorten zonder gegronde redenen.
In hoger beroep heeft de appellant zijn grieven tegen het vonnis van de kantonrechter ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant ten onrechte zijn betalingsverplichting heeft opgeschort en dat hij niet heeft geklaagd over gebreken op het moment van oplevering. Het hof heeft de vordering van de geïntimeerde gedeeltelijk toegewezen, waarbij het bedrag van de hoofdsom is verlaagd naar € 3.787,75, en heeft de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof heeft het tussenvonnis van de kantonrechter verworpen en het eindvonnis gedeeltelijk vernietigd, uitsluitend voor het bedrag van € 100,- dat verband houdt met de regenschade. De overige onderdelen van het vonnis zijn bekrachtigd.