In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, stond de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever centraal. De werknemer, [geïntimeerde], had zich op 17 november 2010 ziek gemeld en was langdurig arbeidsongeschikt. Hij ontving sinds juni 2006 een netto bedrag van € 1.000,- per maand onder de noemer 'Km.verg. -/- voorgeschoten brandstof'. De vraag was of deze vergoeding onder het loonbegrip viel zoals gedefinieerd in artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter had in een eerder vonnis de vorderingen van de werkgever, [appellante], afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de maandelijkse betaling van € 1.000,- niet als loon kon worden aangemerkt. Het hof stelde vast dat deze betaling geen tegenprestatie was voor door [geïntimeerde] verrichte arbeid, maar een vergoeding voor het gebruik van zijn eigen auto voor zakelijke doeleinden. De werkgever had eerder een leaseauto ter beschikking gesteld, maar na 1 juni 2006 was [geïntimeerde] zelf verantwoordelijk voor zijn vervoerskosten. Het hof concludeerde dat de vergoeding van € 1.000,- per maand een voorschot was voor werkelijk gemaakte kosten, die [geïntimeerde] diende aan te tonen met een kilometerregistratie.
De slotsom was dat het hof het bestreden vonnis vernietigde en de vordering van [appellante] alsnog toewijsde. [geïntimeerde] werd veroordeeld tot terugbetaling van de onkostenvergoeding en in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest werd uitgesproken op 3 september 2013.