2.hij op
of omstreeks29 juni 2012 te [plaats 2], gemeente [gemeente], toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en
/of[verbalisant 3] en
/of[verbalisant 4] en
/of[verbalisant 1] verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 138 en/of 350 Wetboek van Strafrecht,
in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit,op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar het hoofdbureau van politie te Nijmegen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena
(a)r
(en
), werkzaam in de rechtmatige uitoefening
zijner/hunner bediening, door opzettelijk
gewelddadig te rukken en/ofte trekken in een andere richting dan dat die ambtenaren hem trachtten te bewegen en
/ofzich
een ofmeermalen
heeftte ontworstelen aan die ambtenaren, tengevolge waarvan de opsporingsambtenaar [verbalisant 3] enig lichamelijk letsel (een duimfractuur, althans een duim uit de kom en/of een gekneusde duim) bekwam.
3.
hij op
of omstreeks29 juni 2012 te [plaats 2], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerruit
(en
)en
/ofdeur
(en
)van de woning [adres] heeft ingeslagen
en/of ingetrapt
en/of ingedrukt en/of kapot getrokken en
/of een of meerbloembak
(ken
)van de vensterbank van die woning heeft geduwd
en/of geslagen,
althans kapot heeft gegooid,in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [vader slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd.
en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
4.
hij op of omstreeks 29 juni 2012 te [plaats 2], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk
een ofmeermalen tegen een personenauto (Alfa Romeo 166) heeft geschopt
en/of getrapt en
/of een of meermalenop het dak van die auto heeft staan springen, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [vader slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd.
en/of onbruikbaar heeft gemaakt.
5.
hij op
of omstreeks29 juni 2012 te [plaats 2], gemeente [gemeente], opzettelijk en wederrechtelijk op het dak en
/ofmotorkap van een personenauto (Renault Megane) is gesprongen en
/oftegen de voorruit van die auto heeft getrapt, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [bedrijf] B.V.(in gebruik bij [benadeelde]),
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en aldus die auto en
/ofdie ruit heeft vernield
en/of beschadigd.
en/of onbruikbaar heeft gemaakt.6.
hij op
of omstreeks29 juni 2012 te [plaats 2], gemeente [gemeente], wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten erf en
/ofeen woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [vader slachtoffer] en
/ofdiens gezin.
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben, meermalen gepleegd.
het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen.
het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Strafbaarheid van de verdachte
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is en derhalve van alle rechtsvervolging ontslagen dient te worden.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de advocaat-generaal.
Het hof is – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is.
Bij dit oordeel heeft het hof de conclusies van een aantal deskundigen betrokken.
Naar aanleiding van een eerdere strafzaak tegen de verdachte hebben de volgende deskundigen gerapporteerd:
- [psycholoog], GZ-psycholoog, concludeerde in het rapport van 31 maart 2011 dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden omdat sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een schizofreniform proces of van een psychotische stoornis NAO, alsook van verslavingsproblematiek aan alcohol en cannabis. Daarnaast is sprake van een gebrekkige ontwikkeling die bestaat uit een zwakbegaafd niveau van intellectueel functioneren en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken.
- [psychiater], psychiater, heeft bij rapport van 13 april 2011 de conclusie getrokken dat de verdachte een psychotische stoornis NAO heeft en dat sprake is van misbruik van alcohol en cannabis, naast zwakbegaafdheid. Gedacht moet worden aan schizofrenie en – kort gezegd – middelenmisbruik. Er is sprake van ontoerekeningsvatbaarheid.
Naar aanleiding van onderhavige strafzaak is in de eerste fase van het strafproces onder meer gerapporteerd door [psychiater 2].
- Bij rapport van 2 oktober 2012 heeft [psychiater 2], psychiater, geconcludeerd dat de verdachte lijdende is aan een ernstige psychotische stoornis, mogelijk in het kader van schizofrenie, geluxeerd door cannabismisbruik. Verder heeft hij geconcludeerd dat de verdachte zwakbegaafd is en antisociale persoonlijkheidstrekken heeft. Gelet op dit ziektebeeld acht [psychiater 2] de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar. [psychiater 2] heeft deze conclusie getrokken naar aanleiding van eerder uitgebracht pro justitia rapportages, alsook naar aanleiding van het gesprek dat hij had met de verdachte en diens begeleider.
Op grond van voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Naar aanleiding van onderhavige strafzaak is in hoger beroep opnieuw een multidisciplinair onderzoek bevolen, welk onderzoek heeft geresulteerd in een psychologisch en psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 19 resp. 26 maart 2013. Uit die rapportages blijkt niet dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. De verdachte stelde zich nauwelijks onderzoekbaar op en aannemelijk werd geacht dat sprake was van forse ontregeling en (psychiatrische) problemen.
[deskundige] heeft gerapporteerd dat er sterke aanwijzingen zijn dat sprake is van een pathologische weigering, dat wil zeggen dat de weigering voortkomt uit een psychiatrisch (psychotisch) toestandsbeeld.
Het hof is van oordeel dat de verdachte op grond van de rapporten van [psycholoog] en [psychiater 2] ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Na het opmaken van deze rapporten is geen verandering is de situatie van de verdachte geconstateerd, zodat deze conclusie nog onverkort geldt.
De verdachte is ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde niet strafbaar en dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oplegging van of maatregel ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geëist dat aan de verdachte de maatregel van ter beschikking stelling met dwangverpleging wordt opgelegd. De terbeschikkingstelling dient volgens de advocaat-generaal ongelimiteerd te worden opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat terbeschikkingstelling nog niet aan de orde dient te zijn, omdat er nog alternatieven bestaan. Volgens de raadsman ligt de plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis met daarna een opname aldaar op grond van de Wet BOPZ meer in de rede.
De rapportages die in het dossier aanwezig zijn rechtvaardigen ook niet de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling aldus de raadsman.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van [slachtoffer] en daarmee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. In het algemeen geldt dat slachtoffer van dergelijke strafbare feiten nog lang de gevolgen daarvan ondervinden. Dat zal in dit geval in nog sterkere mate gelden, nu het slachtoffer al eerder slachtoffer is geweest, namelijk van de door verdachte gepleegde aanranding.
Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding, waarbij één van de verbalisanten bovendien letsel heeft bekomen. Daarmee is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze verbalisant.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 augustus 2013 blijkt dat de verdachte in het verleden is veroordeeld ter zake van onder meer het plegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, mishandeling en vernieling, alsook ter zake van diefstal en afpersing.
Zoals hiervoor overwogen, onder het kopje ‘strafbaarheid van de verdachte’, beschouwt het hof de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar. Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of aan de verdachte een maatregel dient te worden opgelegd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte volgt behalve hetgeen hiervoor is overwogen uit de in het dossier aanwezige rapportages het volgende.
Naar aanleiding van een eerdere strafzaak tegen de verdachte hebben de volgende deskundigen gerapporteerd:
- [psycholoog], GZ-psycholoog, concludeerde in het rapport van 31 maart 2011 zoals hiervoor overwogen. Daarnaast constateerde zij dat bij de verdachte ieder ziektebesef of ziekte-inzicht ontbreekt en dat het grensoverschrijdende gedrag de laatste jaren is toegenomen. Schizofrenie heeft zich aangekondigd maar nog niet volledig geopenbaard. De verdachte zou op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opgenomen moeten worden in een psychiatrisch ziekenhuis vanwege de grote kans op recidive, de ontoerekeningsvatbaarheid en de ernst van de problematiek. Dit zou tenuitvoer moeten worden gelegd in een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau, waarbij na één jaar gekeken kan worden of op grond van de Wet BOPZ verder behandeling nodig is.
- [psychiater], psychiater, heeft bij rapport van 13 april 2011 geconcludeerd zoals hiervoor overwogen. Daarnaast concludeert hij dat de verdachte geen ziektebesef heeft en dat hij gelet op de hoge redivicekans, de ontoerekeningsvatbaarheid en de ernst van de problematiek op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden opgewezen, waarna eventueel behandeling kan plaatsvinden op grond van de Wet BOPZ. Behandeling in een forensische setting is aangewezen.
Naar aanleiding van onderhavige strafzaak is in de eerste fase van het strafproces onder meer gerapporteerd door [psychiater 2] en [forensisch psycholoog].
- [psychiater 2], psychiater, heeft op 2 oktober 2012 gerapporteerd zoals hiervoor overwogen. Voor wat betreft de behandeling is opgemerkt dat behandeling van de verdachte voor de duur van twee jaar geïndiceerd is, nu een opname van één jaar te kort is gebleken. Vanuit behandeloogpunt verdient het de voorkeur om TBS op te leggen met dwangverpleging. Wanneer dit juridisch niet haalbaar is dient de verdachte voor een periode van twee jaar in een psychiatrisch ziekenhuis te worden geplaatst, ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
- In het rapport van 7 september 2012 heeft [forensisch psycholoog], forensisch psycholoog, is gerapporteerd dat de verdachte niet mee wilde werken aan het onderzoek. Op basis van de opgedane indrukken en overleg met de mederapporteur wordt vermoed dat sprake is van een manifest psychotisch toestandsbeeld en van mogelijke onderbehandeling na afloop van de klinische opname in het kader van de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
In hoger beroep is vervolgens opnieuw gerapporteerd.
-[psychiater 3], psychiater, rapporteerde op 26 maart 2013 dat hij adviseerde om aan de verdachte TBS met dwangverpleging op te leggen, dan wel behandeling in een forensisch psychiatrische setting. Wanneer nader onderzoek nodig werd geacht, zou dit vanwege de problematiek van de verdachte slechts kunnen plaatsvinden door middel van een klinische observatie.
Zoals hiervoor overwogen volgt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 augustus 2013 dat bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 3 mei 2011 bewezenverklaard is dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Voor dat feit is hij ontslagen van alle rechtsvervolging en is hem de maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht opgelegd. Uit het dossier volgt dat het slachtoffer in die zaak (eveneens als in onderhavige zaak) [slachtoffer] was.
Bijna onmiddellijk na afloop van de maatregel die hem in dit kader is opgelegd, is de verdachte gerecidiveerd. Uit de aangifte van [slachtoffer] in onderhavige zaak, gedateerd 29 juni 2012, blijkt immers dat de verdachte vijf weken voor de aangifte, derhalve ongeveer in de periode van half tot eind mei 2012, voor het eerst een brief voor [slachtoffer] heeft afgegeven op het adres van haar ouders.
De hiervoor genoemde rapporten van [psycholoog] en [psychiater] – inhoudende dat de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zou moeten worden opgelegd aan de verdachte – dateren van vóór het vonnis van de rechtbank Arnhem, waarbij deze maatregel ook is bevolen.
Uit het samenstel van de rapporten van [psychiater 2], [forensisch psycholoog] en [psychiater 3], die zijn opgemaakt nadat de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft ondergaan en vervolgens is gerecidiveerd door het begaan van het bewezenverklaarde feitencomplex, blijkt dat behandeling van de verdachte voor de periode van één jaar te kort is gebleken en dat sprake was van onderbehandeling van de verdachte na één jaar behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis. Zowel [psychiater 2] als [psychiater 3] adviseert de oplegging van de TBS-maatregel met dwangverpleging.
Gelet op de inhoud van de meest recente rapporten en het gegeven dat de verdachte vrijwel direct nadat hij werd ontslagen uit het psychiatrisch ziekenhuis is gerecidiveerd, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan een hernieuwde plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis. Behandeling aldaar kan slechts één jaar bedragen, waarna bovendien onzeker is of behandeling zal worden voortgezet op grond van de Wet BOPZ, terwijl langere behandeling door [psychiater 2] als [psychiater 3] noodzakelijk wordt geacht. Het hof heeft bij dit oordeel mede in aanmerking genomen dat uit het rapport van [psychiater 2] blijkt dat hij contact heeft gehad met [deskundige], werkzaam bij Hoeve Boschoord (de inrichting waar de verdachte is geplaatst in het kader van de eerder opgelegde maatregel ex artikel 37 van het Wetoboek van Strafrecht) en dat uit dat contact naar voren is gekomen dat ook [deskundige] behandeling voor de duur van twee jaar noodzakelijk acht, waarbij hij opmerkt dat hij verwacht dat de verdachte op termijn 24-uurs toezicht nodig heeft. [deskundige] adviseert opname op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van twee jaar. Voor dit laatste biedt de wet echter geen ruimte nu de maximale duur van een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht één jaar bedraagt.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze conclusies aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd dient te worden. Oplegging van de maatregel van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht biedt onvoldoende mogelijkheid voor behandeling en beveiliging van en voor de verdachte, bij wie elk ziektebesef thans nog ontbreekt, alsook onvoldoende beveiliging voor de maatschappij. Ter beschikkingstelling met voorwaarden ligt niet in de rede, nu de deskundigen hier niet toe adviseren en op grond van het vorenstaande ook niet te verwachten is dat verdachte in staat zal zijn de voorwaarden na te komen.
Daarbij is in aanmerking genomen dat is geconstateerd dat het onder 2 bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en het onder 1 bewezenverklaarde in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1°, van het Wetboek van Strafrecht is vermeld, terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van voornoemde maatregel eist.
Wat betreft de vraag of het hier al dan niet om een gemaximeerde ter beschikking stelling gaat, oordeelt het hof dat het hier misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Het onder 1 tenlastegelegde feit is in dit geval te duiden als een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, nu verdachte eerder is overgegaan tot aanranding van [slachtoffer] (voor welk feit hij reeds op 3 mei 2011 is veroordeeld door de rechtbank in Arnhem). Verdachte heeft beide feiten in dezelfde waan gepleegd en in zijn brieven de beide feiten ook uitdrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De verdachte heeft voorts door het plegen van het onder 2 tenlastegelegde letsel veroorzaakt bij een verbalisant.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij Regiopolitie Gelderland-Zuid
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 74,55. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 400,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 150,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Gebleken is dat [verbalisant 1] ook thans nog de gevolgen ondervindt van de verwonding die de verdachte bij hem heeft aangebracht tijdens de aanhouding. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [vader slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.918,58.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
- € 6.858,58 schade aan de Alpha Romeo
- € 300,- kosten opruimen woning
- € 1.760,- omzetverlies
€ 8.918,58 totaal
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.738,58. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat een bedrag van € 7.158,58 (betreffende de schade aan de auto en het opruimen van de woning) wordt toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 en 4 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het hof is – met de advocaat-generaal – dat de kosten betreffende de schade aan de auto en het opruimen van de woning voor toewijzing vatbaar zijn, derhalve een bedrag van € 7.158,58.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.234,83.
De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
- € 3.535,44 reparatiekosten
- € 68,00 expertisekosten
- € 280,00 waardevermindering
- € 74,71 administratiekosten
- € 276,65 bedrijfsschade
- € 4.234,83 totaal
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.958,18, betreffende de reparatiekosten, expertisekosten, de waardevermindering en de administratiekosten. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de schade, conform het vonnis van de rechtbank, tot een bedrag van € 3.958,18 zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof is, met de rechtbank en de advocaat-generaal dat de reparatiekosten, expertisekosten, de waardevermindering en de administratiekosten voor vergoeding in aanmerking komen. Dit komt neer op een bedrag van € 3.958,15.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 138, 181,285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.