Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep, ook wel gezamenlijk te noemen: de ouders,
Bureaus Jeugdzorg Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake verzoeken tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2], van wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. De ouders, aangeduid als verzoekers in hoger beroep, waren in eerste aanleg door de kinderrechter onder toezicht gesteld en was een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder in hoger beroep, had deze verzoeken ingediend. De ouders waren bijgestaan door hun advocaat, mr. S.S. Zijderveld.
Het hof heeft in zijn overwegingen gekeken naar de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de verzoeken van de Raad. Het hof constateert dat er sinds 2011 problemen zijn in het gezin, waaronder middelengebruik en schoolverzuim door de kinderen. Hulpverlening was al ingezet, maar de ouders voelden zich onmachtig in hun opvoedende rol. De Raad stelde dat de kinderen onder toezicht moesten worden gesteld en uit huis geplaatst, omdat de ouders niet in staat waren om de problematiek aan te pakken.
Echter, het hof oordeelt dat de Raad onvoldoende heeft aangetoond dat andere, minder ingrijpende middelen niet meer zouden voldoen. De ouders waren actief betrokken bij hulpverlening en de kinderen verbleven op vrijwillige basis uit huis. Het hof concludeert dat de argumenten van de Raad niet voldoende zijn om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te rechtvaardigen. Daarom vernietigt het hof de eerdere beschikking van de kinderrechter en wijst de verzoeken van de Raad af.