Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- hoewel de tenlastelegging zich uitstrekte tot in de periode waarin de schuldsaneringsregeling van toepassing was, moet worden aangenomen dat de feitelijke gedragingen van [appellanten], die ten grondslag hebben gelegen aan het witwassen en waarvoor [appellanten] zijn veroordeeld, hebben plaatsgevonden na het verlenen van de schone lei; uitzondering hierop vormt de aankoop van een onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats], welk pand [appellant sub 2] met medeweten en goedvinden van de bewindvoerder heeft gekocht van haar verhuurder; ook de toenmalige rechter-commissaris, mr. F.M. Smit, heeft tijdens de beëindigingszitting verklaard dat [appellanten] hun gang konden gaan voor wat betreft de aankoop van deze woning en dat deze aankoop de schuldsanerings-regeling niet zou frustreren;
- de conclusie van de rechtbank dat [appellant sub 2] op de hoogte moet zijn geweest van de hennepteelt door [appellant sub 1] omdat [appellant sub 2] met [appellant sub 1] was gehuwd, is niet gebaseerd op vaststaande feiten en omstandigheden; nog los van het feit dat een huwelijk niet zonder meer tot voormelde conclusie kan leiden, is [appellant sub 2] bij echtscheidingsbeschikking van 26 oktober 2000 van [appellant sub 1] gescheiden is en de echtscheiding ongeveer vier weken later ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; bovendien heeft de hennepteelt in [woonplaats], derhalve niet binnen de directe omgeving van [appellant sub 2], plaatsgevonden;
- de conclusie van de rechtbank dat [appellant sub 1] uit die hennepteelt inkomsten heeft ontvangen en behouden, zonder dit aan de bewindvoerder te melden en dat [appellanten] hun inlichtingenplicht hebben geschonden, is onjuist en blijkt niet uit de voorhanden zijnde processtukken; immers blijkt nergens uit dat [appellant sub 1] gedurende de schuldsaneringsregeling inkomsten heeft gegenereerd uit die hennepteelt; [appellanten] kunnen bijgevolg dan ook niet de inlichtingenplicht hebben geschonden en er kan evenmin benadeling van de schuldeisers hebben plaatsgevonden.
- [appellant sub 2] is bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 11 mei 2011 veroordeeld voor het (samen met een ander of anderen, met name [appellant sub 1]) medeplegen van een gewoonte maken van witwassen over de periode januari 2002 tot en met oktober 2006, onder meer met betrekking tot meergenoemde onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats]; door het onherroepelijk worden van dit vonnis dient het hof, behoudens tegenbewijs (dat niet is geleverd), van de juistheid van het bewezenverklaarde uit te gaan, zodat aangenomen moet worden dat het bewezen verklaarde feit ook (deels) heeft plaatsgevonden in de periode waarin de schuldsaneringsregeling op [appellant sub 2] van toepassing was;
- alles in onderling verband en samenhang beschouwend, acht het hof het tevens aannemelijk dat [appellant sub 2] in het licht van de samenwerking tussen haar en [appellant sub 1] moet hebben geweten dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] met uit de hennepteelt verkregen gelden, althans met “zwart geld” werd aangekocht, hetgeen ook blijkt uit de onder 3a van dat vonnis opgenomen bewijsoverweging; de formele echtscheiding tussen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] is op zichzelf onvoldoende om het uit het strafvonnis voortvloeiende dwingende bewijs met betrekking tot het witwassen te ontkrachten; dit klemt temeer nu [appellant sub 2] ten aanzien van de betaling van de woning aan de [adres] geen alternatief scenario heeft gesteld.