3.1.1AD Inkoop en [geïntimeerde] houden zich bezig met de import en export van
artikelen waaronder theelichthouders. [appellant 2] is enig bestuurder van AD Inkoop en
[appellant 1] is enig bestuurder van [appellant 2]. [appellant 1] en [appellant 3] hebben een affectieve relatie en wonen samen met hun drie kinderen in een aan [appellant 1] in eigendom toebehorende
woning aan [adres] te [woonplaats].
3.1.2AFA Decor B.V. (de rechtsvoorganger van AD Inkoop) heeft op 21 december 2007 bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (hierna: het Bureau) een aanvrage verricht om een ingeschreven gemeenschapsmodel voor een theelichthouder in de vorm van een artisjok (zie onderstaande afbeelding). De aanvrage is onder nummer [nummer 1] in het register ingeschreven (hierna: het gemeenschapsmodel).
3.1.3In 2008 heeft AD Inkoop, althans haar rechtsvoorganger AFA Decor B.V, een juridisch conflict gekregen met de besloten vennootschap Glass-Pavilion BV met betrekking tot de betalingen van goederen die Glass-Pavilion in China heeft ingekocht en aan AD Inkoop heeft geleverd. In haar inleidende dagvaarding van 3 juli 2008 heeft Glass-Pavilion gesteld dat partijen behoorlijk gebrouilleerd zijn geraakt. [bestuurder X] was bestuurder van Glass-Pavilion. Als gevolg van dit conflict is er aan de samenwerking tussen AD Inkoop en Glass-Pavilion een einde gekomen.
3.1.4Bij brief van 16 november 2011 heeft AD Inkoop de besloten vennootschap Action
Nederland BV (hierna: Action) met een beroep op haar Gemeenschapsmodel gesommeerd om de verkoop van theelichthouders in de vorm van een artisjok te staken. Action had de
theelichthouders betrokken van [geïntimeerde], die de theelichthouders op haar beurt had
betrokken van [Z] Ceramics Making Co. AD Inkoop heeft Action en [geïntimeerde]
op 29 november 2011 in kort geding dagvaard voor de rechtbank Den Haag.
3.1.6.Bij mondeling in een proces-verbaal neergelegd vonnis van 14 december 2011
heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag Action en [geïntimeerde] bevolen om direct na betekening van het proces-verbaal de verkoop van de inbreukmakende artisjok theelichthouders te staken en gestaakt te houden en zich te onthouden van enige andere inbreuk op het aan AD Inkoop toekomend model ten aanzien van de artisjok theelichthouder. Aan de bevelen is een dwangsom verbonden van € 5.000,- voor iedere overtreding of voor
iedere dag dat niet aan de bevelen wordt voldaan, met een maximum van € 500.000,-. De
termijn voor het instellen van de eis in de hoofdzaak is gesteld op zes maanden na
betekening van het proces-verbaal. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
Evenmin is binnen zes maanden na betekening van het proces-verbaal een bodemprocedure gestart.
3.1.8Op 22 mei 2012 heeft [bestuurder X] schriftelijk verklaard, voor zover hier van
belang:
“De firma AD Inkoop (voorheen AFA Decor BV) en de heer [appellant 1], directeur van AD
Inkoop, ken ik sinds 2005. In oktober 2006 ben ik voor Afa Decor BV glas, keramiek en
aardewerk gaan imponeren vanuit China. Ik heb de heer [appellant 1] diezelfde maand meegenomen naar een aantal door mij geselecteerde fabrieken waarvan ik dacht dat deze interessant konden zijn voor AFA Decor BV om zaken mee te doen. Dit was tevens de eerste keer dat de heer [appellant 1] zelf naar China ging om rechtstreeks bij fabrieken uit te zoeken.
In totaal heb ik 4 inkoopreizen met de heer [appellant 1] gemaakt, waarvan de laatste in April 2008. Na deze laatste reis kregen wij een conflict aangaande de gemaakte betalingen.
Tijdens de eerst reis zijn wij voor het eerst bij de firma [Y] Ceramics Manuafacturing
Co. Ltd. ([Y]) geweest, en ook een order geplaatst voor 2 containers aardewerk en keramiek. Bij alle volgende inkoopreizen hebben wij steeds een bezoek gebracht aan [Y] en collectie ingekocht.
Tijdens onze inkoopreis in oktober 2007 zijn wij weer naar [Y] Ceramics gegaan om een voorjaarscollectie in te kopen. Tijdens dit bezoek zagen wij in hun showroom het
Artisjok theelichthouder staan in diverse kleuren (foto's gemaakt op 3 oktober 2007 bij [Y] en van de theelichthouders in de kleuren wit, zwart en zilver voeg ik bij). De heer [appellant 1] had erg veel interesse in dit product, maar [Y] gaf ons te verstaan dat het een exclusief ontwerp was voor Keramische Industrie Limburg, en dat wij het niet konden kopen. Ook de prijs was voor ons niet interessant, ze vroegen er +/- S 2.65 voor.
Na afloop van ons bezoek zijn wij met de taxi naar onze volgende afspraak gegaan de firma
[Q] Ceramics craft making Co. Ltd. ([Q]). Tijdens onze taxirit naar de fabriek toverde de heer [appellant 1] een artisjok theelichthouder uit zijn tas die hij, zonder dat ik het wist, had meegenomen uit de showroom van [Y]. Deze hebben wij toen laten zien aan de directeur van [Q] met de vraag wat voor prijs hij kon maken bij van 100.000 stuks in diverse kleuren.
(...)
Ik heb vervolgens partijen bij [Q] besteld en deze in Nederland aan AFA Decor
BV geleverd. De eerste zending met theelichthouders werd verscheept op 12 december 2007. (…)
Bij terugkeer vanuit China in april 2008 is onze samenwerking door het ontstane conflict zoals eerder benoemd gestopt. Ik heb nog 1 container uitgeleverd aan Afa decor BV, en daarmee was onze samenwerking teneinde, en lag de afhandeling in handen van onze advocaten.
[appellant 1] heeft mij toen voor het eerst kenbaar gemaakt dat hij het model had beschermd, en dat ik de containers die in de haven stonden niet mocht verkopen zonder zijn toestemming. (…) Hij zette mij hiermee voor het blok, aangezien ik ook voor andere klanten met [Q] werkte, en deze wou natuurlijk eerst dat de verscheepte containers afgenomen zou worden. Ik heb toen in overleg met [appellant 1] en de fabriek de containers op naam van Afa Decor laten zetten, zodat Afa Decor deze zelf van de fabriek kon afnemen om de ontstane impasse vlot te trekken.
Ik heb nagetrokken of hij het model inderdaad beschermd had, en dit klopte. Het bevreemdde mij ten zeerste, want wij hadden het model immers voor het eerst gezien in de showroom van [Y]?! Hij was op de hoogte van de informatie die [Y] ons gegeven had, en heeft dus willens en wetens een model geregistreerd wat hij niet zelf ontworpen heeft.
Ik vond het onterecht dat hij het modelrecht als argument gebruikte omdat ik als importeur hier niet van op de hoogte was gesteld en omdat hij en ik wisten dat Keramische Industrie dit artikel al veel langer exclusief inkocht van de Chinese producent [Y] Ceramics Manufacturing Co. Ltd. ([Y]).
(…)"
3.1.9Op 31 januari 2013 heeft het Bureau het Gemeenschapsmodel van AD Inkoop
nietig verklaard omdat het geregistreerde model ten tijde van de aanvrage niet kon
worden aangemerkt als nieuw in de zin van artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2011 betreffende Gemeenschapsmodellen. Daartoe heeft het Bureau onder andere het volgende overwogen:
B. Substantiation
B.1 Entitlement to a Community design
(16) The Applicant submitted as evidence a range of documents, mostly referring to business entities in China. According to these documents a candle holder in the shape of artichoke has been produced by at least three companies ([Z], [Y] and [Q]), and two of them ([Z] and [Y]) also claim the authorship of the design of their products. The issue of entitlement to the RCD is a matter which should be put aside in this invalidity proceeding to a legal action before a court pursuant to Article 15 CDR. In the absence of any court decision as a result of such a legal proceeding, the right to the RCD vests in the person in whose name the RCD is registered. All the statements of authorship (D1, D3 and D6) are thus considered to the extend they can prove or not disclosure of the designs for the purpose of assessment of novelty of the contested RC
B.2 Disclosure
(17) The Applicant submitted three statements containing the same design of artichoke or lotus like candle holder (D4, D6 and D8). [A] in D4 states that his company ordered a candle holder in October 2007, he attached a picture of it and provided the order and delivery documents dated October 2007 containing three articles titled “lotus tealightholders”. The transaction is confirmed also by [Y] in D6. The availability of the same design in the showroom of [Y] in October 2007 is further confirmed by [bestuurder X] in D8. The Holder did not submit any evidence to challenge the assertions that in October 2007, which is before the filing date of the contested RCD, the design of artichoke or lotus candle holder as depicted in D4, D6 and D8 was disclosed in China to representatives of three companies operating on European market. This act could reasonably have become known in the normal course of business to the circles specialised in the sector concerned within the Community pursuant to Article 7 (1) CDR, because all the companies did business in China and were aware of the products available there in the sector of decorative items to which candle holders belong. Thus the Office considers the design of candle holder as shown in D4 resp. D5, D6 and D8 (hereinafter “the prior design”) being made available to the public in compliance with Article 7 (1) CDR.
(…)
3.1.10AD Inkoop is door het Bureau veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] van in totaal € 1.500,-. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld. AD Inkoop heeft [geïntimeerde] bedoeld bedrag niet betaald. AD Inkoop beroept zich op verrekening met de door Action verbeurde dwangsommen.
3.1.12Bij beschikking van 16 april 2013 heeft de voorzieningenrechter van de
rechtbank Noord-Nederland, zittingplaats [woonplaats] aan [geïntimeerde] verlof verleend om ten laste van AD Inkoop, [appellant 2] en [appellant 1] tot zekerheid van verhaal van een vordering van € 368.859,07 (met inbegrip van de verhoging van 30% voor rente en kosten) conservatoire beslagen te doen leggen:
- op de aan [appellant 1] behorende woning aan [adres] te [woonplaats],
- op de aandelen die [appellant 1] houdt in de besloten vennootschap AGRO ERGO SUM BV, welke onderneming alle aandelen houdt in de besloten vennootschap AFA BV en in [appellant 2],
- op de aandelen die [appellant 2] houdt in AD Inkoop, de besloten vennootschap ENTERO FLOR BV en de besloten vennootschap IMS MOBILE MARKETING BV.
- op de boot Baja met trailer zich bevindende op het adres van Hemrik Marine BV te [woonplaats],
- op de vordering die AD Inkoop uit hoofde van het mondelinge vonnis in kort geding van 14 december 2011 (mogelijk) op Action heeft,
- onder de Coöperatieve Rabobank Gemeente Voorst U.A., onder de Coöperatieve Rabobank [woonplaats]-Noordwest Friesland U.A., onder de ING Bank NV, onder de ABN AMRO BANK NV en onder de FRIESLAND BANK NV op de bankrekeningen van [appellant 1], [appellant 2], AD Inkoop, waarbij de voorzieningenrechter heeft toegestaan onder de banken meermaals beslag te mogen leggen, te weten drie keer binnen 30 dagen na het eerste gelegde beslag.
Het geschil en de procedure in eerste aanleg