Uitspraak
de man,
de vrouw,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) het vonnis van de voorzieningenrechter (…) te vernietigen en opnieuw rechtdoende:De vordering van moeder om vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen naar [woonplaats 2] af te wijzen.Subsidiair: de door de voorzieningenrechter vastgestelde voorlopige omgangsregeling te wijzigen in die zin dat de daarbij gestelde voorwaarde dat de ouders van vader bij de omgangsregeling aanwezig dienen te zijn, komt te vervalen.Kosten rechtens."
3.De feiten
4.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg
Ter zitting van de voorzieningenrechter heeft de vrouw haar eis vermeerderd, in die zin dat zij eveneens vordert dat een omgangsregeling in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld tussen de man en de minderjarigen van eenmaal per veertien dagen, telkens van vrijdag 17:00 tot zondag 17:00, alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties en de feestdagen.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
één griefopgeworpen welke in de kern ten betoge strekt dat de voorzieningenrechter de vrouw ten onrechte vervangende toestemming heeft verleend om met [kind 1], [kind 2] en [kind 3] te verhuizen naar [woonplaats 2]. Subsidiair heeft de man bezwaar gemaakt tegen de door de voorzieningenrechter gestelde voorwaarde met betrekking tot de voorlopige omgangsregeling, inhoudende dat zijn ouders bij de omgang aanwezig dienen te zijn.
Het hof neemt voorts in aanmerking dat de problematiek van partijen zich met name op partnerniveau lijkt af te spelen terwijl geen aanwijzingen bestaan dat de man de kinderen agressief bejegent. Wel heeft BJZ begin 2013 aangegeven dat de man de kinderen in ernstige mate belast met de echtscheidingsproblematiek. Onduidelijk is echter of ook thans nog het risico bestaat dat de man de kinderen in de strijd tussen partijen betrekt. De man ontvangt sinds begin 2013 hulpverlening en uit de voorlopige bevindingen d.d. 10 mei 2013 van de Gz-psycholoog van Trajectum blijkt dat de man zijn problemen erkent, daaraan wil werken en daarbij een lovenswaardige inzet vertoont. Gelet op het vorenstaande bestaat er voor het hof op dit moment onvoldoende aanleiding te bepalen dat de omgang tussen de man en de kinderen enkel onder begeleiding plaats dient te vinden. Mocht vast komen te staan dat begeleiding vanuit BJZ of een andere hulpverlenende instantie wel noodzakelijk is, dan zal alsnog op verzoek van de vrouw of BJZ een (spoed)maatregel getroffen kunnen worden.