ECLI:NL:GHARL:2013:7635

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 oktober 2013
Publicatiedatum
14 oktober 2013
Zaaknummer
200.130.276/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de ondertoezichtstelling van minderjarigen na beoordeling van de situatie en betrokkenheid van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1] en [kind 2]. De vader, appellant, had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de kinderrechter van 22 mei 2013 te vernietigen, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd. De moeder, geïntimeerde, verzocht om de beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de ondertoezichtstelling beoordeeld, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De vader en de moeder hebben beiden een rol gespeeld in de communicatie en de zorg voor de kinderen, waarbij de vader zich zorgen maakte over de effectiviteit van de ondertoezichtstelling. Het hof heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [kind 2] niet langer gerechtvaardigd was, gezien de positieve ontwikkelingen in haar situatie. Voor [kind 1] was er echter sprake van een zorgelijke situatie, maar het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling ook voor hem niet meer noodzakelijk was. De ouders werden aangespoord om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de zorg en communicatie over hun kinderen. Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling van beide kinderen afgewezen en de beschikking van de kinderrechter gedeeltelijk vernietigd, met de mogelijkheid voor de ouders om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen indien nodig.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 oktober 2013
Zaaknummer 200.130.276
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Locatie Leeuwarden
Beschikkingin de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen:
de vader,
advocaat mr. J.W. Brouwer, kantoorhoudende te Assen,
tegen

Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering, namens Bureau Jeugdzorg Drenthe,

kantoorhoudend te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen:
LJ&R.
Belanghebbende:

[belanghebbende],

wonende te [woonplaats],
hierna te noemen:
de moeder,
advocaat mr. F.Y. de Reus, kantoorhoudende te Assen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 22 mei 2013 (zaaknummer C/19/98316 / FA RK 13-907) heeft de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, op verzoek van LJ&R de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1], geboren [in 1997] en [kind 2], geboren[in 2001], verlengd voor de termijn van een jaar, ingaande op 26 mei 2013. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 8 juli 2013, heeft de vader verzocht de beschikking van 22 mei 2013 te vernietigen en opnieuw beslissende LJ&R in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] niet-ontvankelijk te verklaren althans dit verzoek af te wijzen.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 27 augustus 2013, heeft de moeder het verzoek bestreden en verzocht om de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
29 juli 2013 met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming en een journaalbericht van mr. De Reus, binnengekomen ter griffie van het hof op
22 augustus 2013, een brief van 10 september 2013 met bijlagen van LJ&R en een brief van 13 september 2013 van mr. De Reus.
Van [kind 1] is op 3 september 2013 een brief ingekomen ter griffie van het hof, waarin hij aangeeft met de rechter te willen spreken. Op 20 september 2013 is [kind 1] gehoord door een raadsheer-commissaris.
Ter zitting van 20 september 2013 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en mevrouw T. van Houten namens LJ&R. De moeder is verschenen, bijgestaan door mr. H.K. Naves (een kantoorgenoot van
mr. De Reus).
De beoordeling
De nagekomen stukken
1.
Zoals het hof ter zitting reeds heeft aangegeven, zal het hof geen kennis nemen van de bijlagen die gevoegd zijn bij de brief van 16 september 2013 en het faxbericht van 18 september 2013 met bijlagen van mr. Brouwer, daar deze stukken niet binnen de in artikel 1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven genoemde termijn (te weten: uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling dan wel zo spoedig mogelijk) zijn binnengekomen. Het hof zal
- gelet op de inhoud van dit schrijven - wel kennis nemen van de brief van
16 september 2013 van mr. Brouwer, zoals ter zitting reeds is medegedeeld.
De vaststaande feiten
2.
Uit het huwelijk van de ouders zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Het huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. [kind 1] heeft zijn hoofdverblijf bij de vader en [kind 2] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.
[kind 1] en [kind 2] staan - sinds 26 mei 2010 - onder toezicht van BJZ. BJZ heeft de uitvoering van de ondertoezichtstelling op 31 januari 2012 overgedragen aan LJ&R.
4.
LJ&R heeft de kinderrechter bij inleidende verzoekschriften, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 29 maart 2013, verzocht om de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar.
5.
Bij de beschikking waarvan beroep heeft de kinderrechter beslist als hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de vader richt zich tegen deze beslissing.
6.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 juni 2013 is de vrouw met het eenhoofdig gezag over [kind 2] belast. Het verzoek van de vrouw om haar met het eenhoofdig gezag over [kind 1] te belasten is door de rechtbank afgewezen, zodat de ouders nog wel met het gezamenlijk gezag over [kind 1] belast zijn.
De verlenging van de ondertoezichtstelling
7.
Voor het antwoord op de vraag of de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen moet worden verlengd, dient te worden beoordeeld of de minderjarigen zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
* ten aanzien van [kind 2]
8.
Daar gebleken is dat de vader in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 19 juni 2013 waarbij de moeder met het eenhoofdig gezag over [kind 2] is belast, is het hof van oordeel dat de vader - totdat in hoger beroep omtrent het gezag over [kind 2] is beslist - in zijn verzoek in hoger beroep ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] kan worden ontvangen. Het hof zal het verzoek van de vader ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] dan ook inhoudelijk beoordelen.
9.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat ten aanzien van [kind 2] niet langer aan de gronden voor een ondertoezichtstelling wordt voldaan. Weliswaar heeft LJ&R ter terechtzitting aangegeven dat beide kinderen problemen hebben, maar ten aanzien van [kind 2] heeft LJ&R de zorgen die een toezichtstelling zouden rechtvaardigen onvoldoende onderbouwd. De moeder heeft ter zitting ook verklaard dat een ondertoezichtstelling voor haar en [kind 2] niet noodzakelijk is. Zij geeft aan dat het - ook op school - goed gaat met [kind 2]. Daarnaast gaat [kind 2] één weekend in de maand naar een weekendpleeggezin. De moeder en [kind 2] ontvangen bovendien iedere week begeleiding van '10 voor toekomst'.
10.
Hoewel de moeder aangeeft het prettig te vinden dat de gezinsvoogd in het kader van de ondertoezichtstelling als buffer fungeert in de communicatie tussen de ouders, is dit naar het oordeel van het hof onvoldoende om de verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] te rechtvaardigen. Het hof is van oordeel dat de ouders in het belang van [kind 2], maar ook in het belang van [kind 1], een manier zullen moeten vinden om met elkaar te overleggen over zaken aangaande de kinderen. Thans communiceren de ouders slechts per e-mail.
11.
Het hof wenst - mede gelet op het verhandelde ter zitting - te benadrukken dat de moeder een wettelijke plicht heeft om de vader te informeren over zaken aangaande [kind 2], ook wanneer zij met het eenhoofdig gezag over [kind 2] belast is. Zij mag zich niet verschuilen achter het feit dat de hulpverlening en/of de school de vader wel zullen informeren over [kind 2]. Daarnaast heeft de vader - ook indien hij niet met het gezag over [kind 2] is belast - niet alleen recht op omgang met [kind 2], maar ook een verplichting dienaangaande. Daarenboven merkt het hof op dat het hier niet alleen om de omgang tussen de ouders en de kinderen draait, doch ook om de onderlinge contacten tussen de kinderen. Uit het dossier blijkt dat de kinderen elkaar missen en graag met elkaar omgaan. De ouders dienen, naar het oordeel van het hof, in het belang van de kinderen, over hun problematiek als ex-partners heen te stappen en zich als verantwoordelijke ouders te gedragen. Zij moeten ervoor zorgen dat de kinderen met elkaar kunnen opgroeien en zich vrij voelen om contact te hebben met de andere ouder en elkaar. Ondanks dat er op dit punt nog problemen bestaan, acht het hof een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] ook op dit punt niet gerechtvaardigd. Immers, de kinderen staan sinds 26 mei 2010 onder toezicht en er zijn tot op heden geen verbeteringen op dit punt waargenomen. Op grond van het dossier is bij het hof de indruk ontstaan dat de tussenkomst van de gezinsvoogd(en) juist voor een vertroebeling van de communicatie tussen de ouders heeft gezorgd, in ieder geval heeft de ondertoezichtstelling ouders er niet toe aangezet om zelf te communiceren met de andere ouder.
12.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 2] met ingang van de datum van de beschikking afwijzen.
* ten aanzien van [kind 1]
13.
Het hof is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat ten aanzien van [kind 1] wel sprake is van een bedreiging in zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid. Er is ten aanzien van [kind 1] sprake van een zeer kwetsbare en zorgelijke situatie. De relatie tussen de vader en [kind 1] heeft meerdere malen onder druk gestaan. De relatie tussen de moeder en [kind 1] verloopt erg moeizaam en [kind 1] heeft sinds de zomervakantie de moeder, en dus ook [kind 2], niet meer gezien. [kind 1] gaat momenteel niet naar school en het is vooralsnog onzeker of en op welke school [kind 1] zal worden toegelaten. Daarnaast krijgt [kind 1] niet de medicatie die hij prettig vindt en waar hij goed op reageert en gaat hij niet meer naar het Autisme Team Noord-Nederland in Groningen omdat de vader hier de financiële middelen niet voor heeft.
14.
Desondanks ziet het hof in dit bijzondere geval - mede gelet op het kinderverhoor van [kind 1] - aanleiding om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] met ingang van de datum van deze beschikking af te wijzen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
15.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat vast dat [kind 1] en de vader open staan voor hulpverlening. Zo heeft de vader geregeld dat [kind 1] via de GGZ hulpverlening kan ontvangen ter vervanging van de hulpverlening bij het Autisme Team Noord-Nederland. Hierdoor is de hulpverlening van de vader en de hulpverlening van [kind 1] op één plek gecentreerd. Hoewel [kind 1] thans niet naar school gaat, ontvangt [kind 1] wel iedere dag thuis begeleiding bij zijn schoolwerk van Team050. De vader is - tezamen met de leerplichtambtenaar - doende om zo snel mogelijk een plek op school voor [kind 1] te regelen. Gelet op het vorenstaande is het hof er niet van overtuigd dat de bedreiging in de zedelijke of geestelijke belangen of de gezondheid van [kind 1] niet in het vrijwillig kader kan worden afgewend. Door LJ&R zijn ter zitting naar het oordeel van het hof ook geen concrete aanwijzingen gegeven dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet zal worden voortgezet door de vader en [kind 1].
16.
Daarbij komt dat [kind 1] en de vader aangeven dat de ondertoezichtstelling volgens hun geen enkele toegevoegde waarde heeft, terwijl de ondertoezichtstelling veel stress veroorzaakt bij de vader en (daardoor) ook bij [kind 1]. Het is misgelopen in de samenwerking tussen de vader en BJZ en vervolgens LJ&R en er is nadien onvoldoende ondernomen om uit deze impasse te geraken. LJ&R heeft ter zitting ook niet aangegeven hoe zij uit deze impasse denken te geraken. Ook de moeder heeft ter zitting aangegeven dat LJ&R zaken heeft laten liggen in de ondertoezichtstelling van [kind 1]. De vader is thans niet langer in staat om te communiceren met LJ&R en opent daardoor de brieven niet meer die door LJ&R worden gestuurd. Zowel [kind 1] als de vader geven aan dat er - sinds de vader de brieven van LJ&R niet meer opent - meer rust is ontstaan in de thuissituatie.
17.
Het hof acht het aannemelijk geworden dat mede door de ondertoezichtstelling van [kind 1] is de relatie tussen de vader en [kind 1] meermaals onder druk is komen te staan. De situatie die in de zomervakantie is ontstaan, waarbij de vader [kind 1] uit huis zou hebben gezet, ligt volgens [kind 1] genuanceerder dan uit het dossier naar voren komt. [kind 1] geeft aan dat de vader rust nodig had om tot zichzelf te komen. [kind 1] zou daarom de vakantie bij de moeder doorbrengen. De moeder heeft met LJ&R een gastgezin voor [kind 1] geregeld. Nadat [kind 1] enige tijd in het gastgezin heeft verbleven - zonder dat de vader hiervan op de hoogte was gesteld - is [kind 1] weer bij de vader komen wonen. De relatie tussen de vader en [kind 1] is thans goed. Er zijn minder ruzies tussen de vader en [kind 1] en er is meer ruimte voor affectie. [kind 1] vindt dat er ook in het verleden - in het kader van de ondertoezichtstelling - beslissingen zijn genomen die niet in zijn belang zijn geweest. Zo is er enige tijd geen omgang geweest tussen de vader en [kind 1] en heeft [kind 1] een jaar in 'Het Poortje' verbleven. Dit alles heeft [kind 1], naar eigen zeggen, geen goed gedaan.
18.
De ondertoezichtstelling van [kind 1] lijkt naar het oordeel van het hof geen effect te sorteren en lijkt zelfs contraproductief te werken. Dit kan niet in het belang van [kind 1] worden geacht. Het hof ziet derhalve aanleiding om de vader en [kind 1] de gelegenheid te geven om in alle rust de door hen ingeschakelde hulpverlening voort te zetten. Het hof heeft er vertrouwen in dat er op die wijze voldoende toezicht wordt gehouden op de ontwikkeling van [kind 1], zodat de ondertoezichtstelling van [kind 1] niet langer noodzakelijk is. Het spreekt daarbij voor zich dat als de situatie daar aanleiding toe geeft te alle tijde een nieuw verzoek tot ondertoezichtstelling kan worden ingediend.
19.
De zorgelijke situatie aangaande [kind 1] lijkt bovendien voor een groot gedeelte in de communicatie tussen de ouders te liggen. Ook daarin ziet het hof geen noodzaak voor een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1]. Zoals het hof onder rechtsoverweging 11 reeds heeft overwogen, is juist op grond van het dossier de indruk ontstaan dat de tussenkomst van de gezinsvoogd(en) voor een vertroebeling van de communicatie tussen de ouders heeft gezorgd.
20.
Weliswaar geeft LJ&R aan dat [kind 1] de mogelijkheid moet houden om de hulp van de gezinsvoogd in te schakelen indien er problemen ontstaan, doch het hof gaat er vanuit dat [kind 1] - die thans 16 jaar oud is - in staat is om de (juiste) weg naar de hulpverlening te vinden indien er zich problemen zullen voordoen.
21.
Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind 1] met ingang van de datum van deze beschikking afwijzen.
Slotsom
22.
De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de ondertoezichtstelling van [kind 1] en [kind 2] betreft voor de periode met ingang van de datum van deze beschikking;
en in zoverre opnieuw beslissende:
wijst af het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [kind 1], geboren [in 1997] en [kind 2], geboren [kind 2], met ingang van de datum van deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. den Hollander, mr. G.M. van der Meer en mr. D.J. Buijs en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 oktober 2013 in bijzijn van de griffier.