ECLI:NL:GHARL:2013:7881

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
200.096.333
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Regeling seniorenverlof en de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij Arbeid

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de vraag of de Regeling seniorenverlof van FNV Bondgenoten in strijd was met artikel 3 aanhef en onder e van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij Arbeid (WGBL). De zaak betreft een geschil tussen FNV Bondgenoten en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde], die aanspraak maakte op seniorenverlof. De werknemer was in dienst bij FNV Bondgenoten en had op basis van de CAO FNV Ledenservice recht op seniorenverlof, maar na de invoering van de Harmonisatie CAO in 2005 werd dit recht gewijzigd. De werknemer stelde dat de wijziging van haar seniorenverlof in strijd was met de WGBL, omdat er een onderscheid werd gemaakt tussen werknemers onder en boven de 60 jaar zonder objectieve rechtvaardiging.

Het hof oordeelde dat de Regeling seniorenverlof inderdaad een verboden onderscheid naar leeftijd maakte, omdat het extra verlof alleen werd toegekend aan werknemers tussen de 45 en 60 jaar. Het hof verwierp de argumenten van FNV Bondgenoten dat de regeling onderdeel uitmaakte van een levensfasebewust personeelsbeleid. Het hof concludeerde dat de toepassing van de Regeling seniorenverlof in strijd was met de WGBL en dat de werknemer recht had op de seniorenuren die haar eerder waren toegekend. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de werknemer alsnog af, waarbij het de kosten van de procedure voor de werknemer ten laste legde.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met arbeidsvoorwaarden die leeftijdsgebonden zijn en de verplichting om gelijke behandeling te waarborgen, zoals vastgelegd in de WGBL. Dit arrest heeft implicaties voor de manier waarop CAO's en interne regelingen worden vormgegeven, vooral als het gaat om seniorenverlof en andere leeftijdsgebonden arbeidsvoorwaarden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.096.333
(zaaknummer rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Utrecht 723973)
arrest van de derde kamer van 22 oktober 2013
in de zaak van
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
gevestigd te Utrecht,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna: FNV Bondgenoten,
advocaat: mr. W.M. Engelsman,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna: [geïntimeerde],
advocaat: mr. K.F.J. Machielsen.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
2 februari 2011, 27 juli 2011 en 31 augustus 2011 die de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Utrecht) tussen FNV Bondgenoten als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 14 oktober 2011,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord in principaal hoger beroep tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met producties,
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties,
- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities. Hierbij is akte verleend van productie 23 HB dat bij bericht van 8 februari 2013 door mr. Engelsman namens FNV Bondgenoten is ingebracht.
2.2
Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in dit hoger beroep van de navolgende feiten uit.
3.2
[geïntimeerde] is geboren op [geboortedatum]. Zij is per 1 juni 1992 bij (een rechtsvoorganger van) FNV Bondgenoten in dienst getreden, daarna bij rechtsvoorganger FNV Ledenservice en vervolgens (op grond van overgang van onderneming ex artikel 7:662 BW) per 1 juli 2004 bij FNV Bondgenoten. Zij was laatstelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd werkzaam in de functie van secretaresse voor 30 uur in de week.
3.3
Bij FNV Ledenservice had [geïntimeerde] op grond van artikel 62 CAO recht op seniorenverlof. Dit artikel bepaalt onder meer het volgende:
“1. Werknemers met een volledig dienstverband, die de leeftijd van 57 jaar hebben bereikt, hebben - indien zij dat wensen - recht op een arbeidstijdverkorting van 2,5 uur per werkweek voor 57-jarigen, 5 uur per week voor 58-jarigen en 10 uur per werkweek voor degenen, die 59 jaar of ouder zijn. Voor werknemers die in deeltijd werken (…) geldt het vorenstaande evenzeer, zij het pro rata.
2. De arbeidstijdverkorting bedoeld in lid 1 dient per week plaats te vinden, kan niet worden opgespaard en niet-opgenomen uren komen te vervallen.
(…)”
3.4
Vanaf 57-jarige leeftijd (per [datum]) heeft [geïntimeerde], met inachtneming van bovenvermeld artikel 62 CAO, iedere dinsdag (ongeveer) 2 uur seniorenverlof opgenomen, vanaf haar 58e (ongeveer) 4 uur en vanaf haar 59e jaar (ongeveer) 8 uur. Vanaf die tijd nam [geïntimeerde] haar seniorenuren dus iedere dinsdag op en werkte zij op de maandag, donderdag en vrijdag (de woensdag heeft [geïntimeerde] nooit gewerkt). Dit heeft zij tot haar 60e jaar (per 11 juni 2007) gedaan.
3.5
In de CAO “strekkende tot harmonisatie van arbeidsvoorwaarden en regelingen bij FNV Bondgenoten in verband met de overeenkomst van medewerkers van FNV Ledenservice naar FNV Bondgenoten per 1 juni 2004” (hierna: Harmonisatie CAO), die op
1 januari 2005 in werking is getreden, is onder meer het volgende opgenomen:
art.1 Ingangsdatum
De hierna volgende afspraken gelden vanaf 1 januari 2005(…)
art. 2 Strekking van deze overeenkomst
Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst vervallen de afspraken en regelingen zoals die bij FNV Ledenservice geldend waren en kunnen daaraan geen aanspraken meer worden ontleend.
art. 3 Werkingssfeer
Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomst welke per 1 juni 2004 is aangegaan tussen de werkgever en een tot en met 31 mei 2004 in dienst van FNV Ledenservice geweest zijnde werknemer.
(…)
art. 5 Hardheidsclausule
Indien en voor zover tengevolge van door partijen niet voorziene omstandigheden, verband houdend met de individuele situatie van een betrokken medewerker, de onderhavige afspraken tot een kennelijk onbillijke uitkomst leiden, zal de werkgever, na overleg met de werknemer, een passende oplossing treffen waarbij de werkgever bevoegd is om ten gunste van de werknemer van deze afspraken af te wijken.
Indien en voorzover er sprake is van een kennelijk onbillijke uitkomst voor groepen van medewerkers zullen partijen zich met elkaar verstaan over een passende oplossing.
(…)
art. 12 Seniorenverlof
Van toepassing is de bij Bondgenoten geldende regeling inzake leeftijdsverlof. (zie Intranet) uitgezonderd de daarin opgenomen overgangsregelingen.
Overgangsafspraken:
(…)
- de medewerker, die op 1 januari 2005, 57, 58 of 59 jaar oud is en die bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd besluit het pensioen of de combinatie van pensioen/vut uit te stellen, ontvangt bij het bereiken van de 60-jarige, 61-jarige, 63-jarige resp. 64-jarige leeftijd een verlofsaldo van:
59 jaar op 1 januari 2005: 208 uur per jaar pensioenuitstel
58 jaar op 1 januari 2005: 104 uur per jaar pensioenuitstel
57 jaar op 1 januari 2005: 52 uur per jaar pensioenuitstel.
(…)”
3.6
In de Regeling seniorenverlof van FNV Bondgenoten (hierna: de Regeling seniorenverlof), waarnaar wordt verwezen in art. 12 van de Harmonisatie CAO staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Artikel 3. Opbouw leeftijdsverlof
van 45 t/m 49 jaar:      17,5 uur per jaar
van 50 t/m 54 jaar:      35 uur per jaar
van 55 t/m 56 jaar      105 uur per jaar
van 57 t/m 58 jaar      227,5 uur per jaar
van 59 tot 60 jaar      332,5 uur per jaar
totaal:         1260 uur
(…)
4.2
de toekenning eindigt bij het bereiken van de 60-jarige leeftijd.
(…)
Artikel 6 sparen en spreiden van het verlof
6.1
De werknemer kan de verlofuren, die hij opbouwt tot en met het 56e levensjaar opsparen. De gespaarde uren kunnen gebruikt worden voor latere opname of een aaneengesloten langere verlofperiode.
6.2
Op zijn 57e levensjaar kan de werknemer aangeven of hij/zij de opname van het tijdens dat jaar en volgende jaren op te bouwen verlof en van een eventueel opgespaard verlof vanwege mogelijk uitstel van de datum waarop betrokkene met pensioen zal gaan wenst te spreiden over meerdere jaren (maximaal tot het 65e levensjaar)
6.3
Indien betrokkene van deze spreidingsmogelijkheid gebruik wil maken, bepaalt hij in overleg met de leidinggevende hoe het verlof wordt opgenomen.
(…)
Artikel 8 Algemene Overgangsmaatregel
8.1
De werknemer, die op 1 juli 2004, op grond van de tot die datum voor hem geldende regeling over 2004 meer verlofuren heeft, dan het aantal verlofuren volgens deze regeling, blijft dat meerdere aantal behouden. (…).
(…)
Artikel 10 Bijzondere Overgangsmaatregel 57, 58 en 59-jarigen per 1 juli 2004
10.1
Voor deze groep werknemers geldt de volgende bijzondere overgangsregeling: Ingeval een werknemer die op 1 juli 59, resp. 58, resp. 57 jaar oud is, besluit het pensioen uit te stellen, dan krijgt deze werknemer bij het bereiken van de 60-, respectievelijk 61- 62-63 en 64-jarige leeftijd een extra verlofsaldo toegekend van:
bij 59 jaar op 1 juli 2004: 208 uur per jaar pensioenuitstel
bij 58 jaar op 1 juli 2004: 104 uur per jaar pensioenuitstel
bij 57 jaar op 1 juli 2004: 52 uur per jaar pensioenuitstel.
(…)”
3.7
[geïntimeerde] heeft besloten om niet op 60-jarige leeftijd, maar later met pensioen te gaan. Op het moment waarop zij de leeftijd van 60 jaar had bereikt, heeft FNV Bondgenoten het aantal seniorenuren verminderd van 445,7 uur (520 op 59-jarige leeftijd x parttime factor) per jaar naar 44,6 uur (52 vanaf 60-jarige leeftijd x parttime factor) per jaar. [geïntimeerde] heeft hiertegen geprotesteerd, maar is vanaf haar 60e weer op de dinsdagen gaan werken.
3.8
Op 62-jarige leeftijd (per 1 oktober 2009) is [geïntimeerde] met deeltijd-VUT gegaan. Per 1 juni 2010 is de VUT-regeling gestopt en per die datum is [geïntimeerde] met deeltijd-pensioen gegaan.
3.9
[geïntimeerde] is lid van FNV Bondgenoten.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

in het principaal en in het incidenteel hoger beroep
4.1
[geïntimeerde] heeft zich in eerste aanleg op het standpunt gesteld dat de aanspraak op seniorenverlof tot haar pensioen zoals neergelegd in artikel 62 CAO FNV Ledenservice FNV Bondgenoten in haar arbeidsovereenkomst is geïncorporeerd op grond waarvan FNV Bondgenoten daar niet door toepasselijkverklaring van de Harmonisatie CAO van kon afwijken, terwijl er bovendien sprake was van een verworven recht. Verder maakt FNV Bondgenoten een verboden (namelijk in strijd met artikel 3 sub e Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij arbeid (“WGBL”)) onderscheid op grond van leeftijd, namelijk tussen 60-minners en 60-plussers, terwijl hiervoor geen objectieve rechtvaardiging bestaat. FNV Bondgenoten handelt bovendien in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW door [geïntimeerde] eerst seniorenuren toe te kennen en die uren vervolgens de laatste jaren van haar arbeidzame leven af te nemen, althans zeer substantieel te verminderen.
4.2
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter, kort samengevat, overwogen dat [geïntimeerde] (net als FNV Bondgenoten) gebonden is aan de Harmonisatie CAO doordat zij lid is van de partijen die deze CAO hebben gesloten. Van een verworven recht is geen sprake nu daar alleen van kan worden gesproken bij nawerking van algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de CAO, waarvan in deze zaak geen sprake is.
Verder heeft de kantonrechter geoordeeld dat de Regeling Seniorenverlof op zichzelf beschouwd geen verboden onderscheid maakt tussen 60-minners en 60-plussers, omdat in deze regeling de mogelijkheid van spreiding van het totaal aantal uren is opgenomen, ook na het 60e jaar. FNV Bondgenoten heeft echter wel in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap gehandeld door [geïntimeerde] onvoldoende te wijzen op de essentiële verschillen van de Harmonisatie CAO met de CAO Ledenservice, zodat [geïntimeerde] zich niet direct heeft kunnen bezinnen op welke wijze zij vanaf het moment van inwerkingtreding van de Harmonisatie CAO van het seniorenverlof gebruik zou gaan maken.
Nu het aan FNV Bondgenoten aldus te maken verwijt niet is gelegen in de Regeling seniorenverlof zelf, maar in de toepassing daarvan ten aanzien van werknemers zoals [geïntimeerde], ligt het volgens de kantonrechter niet voor de hand [geïntimeerde] tot haar 65e jaar hetzelfde verlof toe te kennen dat zij op haar 59e jaar heeft gehad. Daarmee zou [geïntimeerde] (in totaal) een hoger verlofsaldo worden toegekend dan andere werknemers.
De kantonrechter verklaart voor recht dat het FNV Bondgenoten niet was toegestaan om eenzijdig per [datum], toen [geïntimeerde] 60 jaar werd, haar seniorenuren in te trekken en wijst de vordering van [geïntimeerde] aldus toe dat zij vanaf [datum] recht heeft op 708 seniorenuren (1260 uren minus 552 uren die zij reeds heeft opgenomen) tot het moment waarop zij volledig met ouderdomspensioen gaat). Ten slotte wordt FNV Bondgenoten (op straffe van verbeurte van een dwangsom) onder meer veroordeeld aan [geïntimeerde] voornoemde 708 seniorenuren toe te kennen en wordt FNV Bondgenoten in de proceskosten veroordeeld.
in het principaal hoger beroep
4.3
FNV Bondgenoten heeft onder aanvoering van tien grieven principaal hoger beroep ingesteld. [geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en heeft op haar beurt onder aanvoering van één grief incidenteel hoger beroep ingesteld.
4.4
Het hof ziet aanleiding eerst een oordeel te geven over grief 5. Met deze grief voert FNV Bondgenoten aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de Regeling seniorenverlof zelf geen verboden onderscheid maakt in de zin van de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (hierna: WGBL) omdat de Regeling seniorenverlof de mogelijkheid tot spreiding heeft opgenomen.
4.5
Deze grief slaagt. Hiertoe overweegt het hof als volgt. In artikel 1 lid 1 van de WGBL wordt onder het begrip “onderscheid” verstaan: onderscheid op grond van leeftijd of op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dat onderscheid op grond van leeftijd tot gevolg heeft. In artikel 3 aanhef en onder e WGBL is bepaald dat onderscheid is verboden bij de arbeidsvoorwaarden. De Regeling seniorenverlof kent extra vrije tijd (te weten de seniorenuren die onder het begrip “arbeidsvoorwaarden” vallen) toe aan werknemers tussen hun 45e en 60e levensjaar. Door deze arbeidsvoorwaarde niet aan alle werknemers toe te kennen, maar slechts aan de werknemers in voornoemde leeftijdscategorie en ook door binnen die leeftijdscategorie onderscheid te maken, wordt binnen de Regeling seniorenverlof onderscheid gemaakt naar leeftijd in de zin van artikel 1 lid 1 WGBL.
4.6
Vervolgens rijst de vraag of in dit geval een uitzondering geldt op het op grond van artikel 3 aanhef en onder e WGBL geldende verbod op het maken van onderscheid op grond van leeftijd bij arbeidsvoorwaarden. Ingevolge artikel 7 lid 1 aanhef en onder a en c WGBL geldt het verbod van onderscheid niet indien het onderscheid is gebaseerd op werkgelegenheids- of arbeidsmarktbeleid ter bevordering van arbeidsparticipatie van bepaalde leeftijdscategorieën, voor zover dit beleid is vastgesteld bij of krachtens wet (sub a) dan wel indien het onderscheid anderszins objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn (sub c). Van een objectieve rechtvaardiging in voornoemde zin zou sprake kunnen zijn indien de Regeling seniorenverlof is ingebed in een levensfasebewust personeelsbeleid.
4.7
FNV Bondgenoten heeft aangevoerd dat de Regeling seniorenverlof op zichzelf staat en niet ook andere maatregelen omvat die inspelen op de behoeften van werknemers behorende bij hun leeftijdsfase. De Regeling seniorenverlof kan dus volgens FNV Bondgenoten niet worden aangemerkt als levensfasebewust personeelsbeleid. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft FNV Bondgenoten nog uiteengezet dat vanwege strijdigheid met de WGBL de CAO-partijen met elkaar in onderhandeling zijn getreden over een nieuwe CAO. Als onderdeel van deze CAO zal een levensfasebewust personeelsbeleid (dat volgens FNV Bondgenoten voorheen niet bestond) worden ontwikkeld, dat de Harmonisatie CAO en de Regeling seniorenverlof zal vervangen. Per 1 januari 2012 is de Basisregeling Levensfasebudget in werking getreden, evenals de Overgangsregeling seniorenverlof naar levensfaseverlof FNV Bondgenoten (“Akkoord”) (productie 22 bij memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep). Vanaf 1 januari 2012 heeft [geïntimeerde] op grond van voormeld Akkoord seniorenuren opgebouwd. In het Akkoord zijn voor werknemers zoals [geïntimeerde], die op 1 januari 2012 60 jaar en ouder zijn, specifieke afspraken gemaakt. Deze groep heeft recht op een basisregeling, op grond waarvan zij 32 verlofuren per jaar krijgen. Aan het Akkoord is geen terugwerkende kracht toegekend; CAO partijen hebben dit uitdrukkelijk zo afgesproken. Oudere werknemers vallen niet onder de overgangsregeling omdat zij vóór de totstandkoming van het Akkoord ook geen recht hadden op seniorenverlofuren vanaf hun 60e jaar.
4.8
[geïntimeerde] heeft daartegen ingebracht dat de Regeling seniorenverlof wel degelijk is ingebed in leeftijdsbewust personeelsbeleid. Daartoe heeft zij in haar memorie van antwoord in randnummer 43 verwezen naar het Principe-akkoord inzake de Harmonisatie Seniorenverlofregeling van 3 juni 2004 (in welk kader zij overigens naar een “Onderhandelingsakkoord CAO 2012” verwijst), welk personeelsbeleid nadien is bevestigd in de CAO 2005-2007. In randnummer 54 van haar conclusie van repliek tevens akte tot aanvulling van eis heeft zij in dat verband gewezen op artikel 5 van de Preambule CAO FNV Bondgenoten-Organisaties 2005-2007.
4.9
Het hof is van oordeel dat voor de beoordeling van de voor deze zaak relevante periode ([datum]-1 januari 2012) de Regeling seniorenverlof niet was ingebed in een levensfasebewust personeelsbeleid. Anders dan [geïntimeerde] in rechtsoverweging 4.8 naar voren heeft gebracht, vermeldt het aldaar genoemde artikel 5 juist dat aan een werkgroep de
opdrachtwordt gegeven een geïntegreerd voorstel te doen over levensfasebewust personeelsbeleid, hetgeen impliceert dat dit er voorheen als zodanig nog niet was. Andere redenen waarom de Regeling seniorenverlof objectief gerechtvaardigd zou zijn, zijn niet gesteld, zodat het hof oordeelt dat de Regeling seniorenverlof een verboden onderscheid naar leeftijd maakt.
4.1
Aldus is de situatie dat FNV Bondgenoten door toepassing van de Regeling seniorenverlof in strijd handelt met het verbod van artikel 3 aanhef en onder e WGBL. Hoewel FNV Bondgenoten deze regeling ook had kunnen intrekken, heeft zij besloten om vooralsnog de Regeling seniorenverlof te blijven toepassen. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat toewijzing van haar vordering (kort gezegd: verklaring voor recht dat het FNV Bondgenoten niet was toegestaan om eenzijdig per [datum], toen zij 60 jaar werd, haar seniorenuren in te trekken althans substantieel te verminderen) FNV Bondgenoten niet dwingt tot méér contra legem handelen dan zij nu al doet. Toewijzing van haar vordering zou, aldus [geïntimeerde], juist leiden tot een situatie waarin een groep werknemers (namelijk de 60-plussers) niet meer discriminatoir zou worden behandeld.
4.11
Het hof verwerpt dit verweer van [geïntimeerde] nu toewijzing van haar vordering juist zou leiden tot een situatie waarin FNV Bondgenoten gehouden is om tot verdere schending van de WGBL over te gaan, hetgeen niet van haar gevergd kan worden, zeker niet nu vaststaat dat FNV Bondgenoten met de Sectorraad in (verregaande) onderhandeling was over een leeftijdsfasebewust personeelsbeleid. Immers, toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] zou er toe leiden dat opnieuw een onderscheid jegens andere werknemers, zowel tussen haar en de groep werknemers die de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, als tussen haar en andere werknemers ouder dan 60 jaar, zou worden gecreëerd dan wel het bestaande onderscheid wordt vergroot.
4.12
Het hof komt vervolgens toe aan de behandeling van grief 6. In deze grief heeft FNV Bondgenoten aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de regeling voor [geïntimeerde] onbegrijpelijk en onredelijk uitwerkt en dat het op de weg van FNV Bondgenoten had gelegen om [geïntimeerde] uitdrukkelijk te wijzen op de verschillen tussen de CAO FNV Ledenservice en de Regeling seniorenverlof. In het verlengde daarvan is het volgens FNV Bondgenoten onjuist, zoals de kantonrechter heeft overwogen, dat zij niet dan wel onvoldoende heeft betwist dat zij heeft nagelaten [geïntimeerde] erop te wijzen dat zij zich moest bezinnen op de wijze waarop zij vanaf dat moment van haar seniorenverlof gebruik zou willen maken.
Ook deze grief slaagt. Het hof oordeelt dat FNV Bondgenoten niet in strijd met de beginselen van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW heeft gehandeld door [geïntimeerde] (zoals [geïntimeerde] stelt) niet uitdrukkelijk te wijzen op de verschillen tussen de CAO FNV Ledenservice en de Regeling seniorenverlof. Op FNV Bondgenoten rust immers niet de verplichting om werknemers die zijn aangesloten bij een werknemersvereniging die partij is bij de CAO (zoals [geïntimeerde]) individueel te wijzen op de consequenties die een nieuwe CAO voor hen heeft, nog los van het feit dat FNV Bondgenoten voldoende gemotiveerd heeft betwist dat zij [geïntimeerde] niet over deze consequenties zou hebben ingelicht. In dat verband heeft FNV Bondgenoten aangevoerd dat zij, toen de Harmonisatie CAO van kracht werd, alle werknemers die zijn overgegaan van de FNV Ledenservice naar FNV Bondgenoten (zoals [geïntimeerde]) heeft voorgelicht over de nieuwe arbeidsvoorwaarden inclusief de Regeling seniorenverlof, dat de totale Regeling seniorenverlof maar 11 artikelen op 3 pagina’s beslaat en dat de regelingen op intranet staan dat voor alle werknemers toegankelijk is. Tegenover deze betwisting heeft [geïntimeerde] haar stellingen onvoldoende concreet nader onderbouwd.
4.13
Bij deze stand van zaken kan bespreking van de overige grieven achterwege blijven en ziet het hof geen aanleiding tot bewijslevering.
in het incidenteel hoger beroep
4.14
In haar grief voert [geïntimeerde] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat FNV Bondgenoten niet kan worden veroordeeld om [geïntimeerde] tot haar 65e jaar hetzelfde verlof toe te kennen dat zij op haar 59e jaar heeft gehad omdat zij anders een hoger verlofsaldo krijgt toegekend dan andere werknemers. Volgens [geïntimeerde] heeft zij op grond van artikel 62 CAO FNV Ledenservice aanspraak gekregen op seniorenuren, waardoor er sprake is van een verworven recht. Nu op de voet van deze CAO het aantal seniorenuren opliep met het oplopen van de leeftijd, is het thans afnemen van het aantal seniorenuren in strijd met de aard en strekking van de CAO.
4.15
Deze grief faalt. De CAO FNV Ledenservice is immers komen te vervallen met de inwerkingtreding van de Harmonisatie CAO op 1 januari 2005, waardoor ingevolge artikel 12 de Regeling seniorenverlof van toepassing werd. Voor FNV Bondgenoten en [geïntimeerde] als gebonden werkgever respectievelijk gebonden werknemer gold dat voornoemde Harmonisatie CAO toen zonder meer van toepassing is geworden. Van een verworven recht is dus geen sprake: aanvankelijk was de CAO FNV Ledenservice op de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] van toepassing, later is dit (door middel van de Harmonisatie CAO) de Regeling seniorenverlof geworden. De overgangsregeling van de Harmonisatie CAO bevat overigens een speciale bepaling voor werknemers als [geïntimeerde]. Zij kregen tot hun 60e hetzelfde aantal seniorenuren als zij hadden gekregen op grond van de CAO FNV Ledenservice vermeerderd met een bepaald aantal seniorenverlofuren per jaar extra na hun 60e (in het geval van [geïntimeerde]: 52 seniorverlofuren per jaar).
Slotsom
De slotsom luidt dat het principaal hoger beroep slaagt en dat het incidenteel hoger beroep faalt. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij zowel in de kosten van de eerste aanleg als in de kosten van het principaal en het incidenteel hoger beroep worden veroordeeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter, rechtbank Utrecht, sector handel en kanton, locatie Utrecht van 27 juli 2011 en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de eerste aanleg, aan de zijde van FNV Bondgenoten begroot op € 900,-;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van FNV Bondgenoten begroot op € 649,- voor griffierechten, op € 90,81 voor explootkosten en op € 2.682,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en in de kosten van het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van FNV Bondgenoten begroot op € 447,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs G.P.M. van den Dungen, A.A. van Rossum en
W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
22 oktober 2013.