In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de Regeling seniorenverlof van FNV Bondgenoten. De zaak betreft een geschil tussen FNV Bondgenoten en een werknemer, aangeduid als [geïntimeerde], die stelt dat de Regeling seniorenverlof in strijd is met artikel 3 aanhef en onder e van de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de Arbeid (WGBL). De werknemer, die op 60-jarige leeftijd geen seniorenverlof meer kan opbouwen, betoogt dat dit een indirecte dwang tot vervroegd pensioen betekent en dat er geen objectieve rechtvaardiging voor het onderscheid tussen 60-plussers en 60-minners bestaat.
Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de Regeling seniorenverlof inderdaad onderscheid maakt op basis van leeftijd, wat in strijd is met de WGBL. Het hof oordeelt dat de regeling niet kan worden gerechtvaardigd door een levensfasebewust personeelsbeleid, omdat deze regeling op zichzelf staat en niet in samenhang met andere maatregelen is ontwikkeld. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een verworven recht, maar het hof heeft deze conclusie herzien en benadrukt dat de Regeling seniorenverlof een verboden onderscheid naar leeftijd maakt.
De uitspraak leidt tot de conclusie dat FNV Bondgenoten de Regeling seniorenverlof moet aanpassen om te voldoen aan de wettelijke vereisten en dat de werknemer recht heeft op de seniorenverlofuren die haar zijn ontnomen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de werknemer af, waarbij het hof de kosten van de procedure toewijst aan de werknemer.