Uitspraak
de vrouw,
de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, d.d. 1 augustus 2013, te vernietigen en opnieuw rechtdoende in hoger beroep, eventueel onder verbetering en aanvulling van gronden, de man te verbieden zich te begeven in de wijk [adres]gedurende twee jaar na betekening van het vonnis, althans gedurende een periode welke uw gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren, en de man te verbieden op enigerlei wijze contact op te zoeken met de vrouw gedurende twee jaar na betekening van het vonnis, althans gedurende een periode welke uw gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum tot € 10.000,-.
3.De feiten
"(…) [appellante] heeft dit systeem voor haar ex-partner [geïntimeerde]. Normaal is een aansluiting voor maximaal 1 jaar. De aansluiting op het aware systeem is nu 3 keer verlengd omdat dit voor haar veiligheid nodig was."
4.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg
I. de man verbiedt om zich met ingang van de dag van betekening van het vonnis te bevinden in de gemeente [adres], althans binnen een straal van vijftig meter rond de woning van de vrouw aan [adres], op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding met een maximum van € 20.000,-;
II. de man verbiedt om met ingang van de dag van betekening van het vonnis op enigerlei wijze contact met de vrouw te zoeken;
III. de man te veroordelen in de proceskosten.
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Voorts constateert het hof dat de vrouw in de appeldagvaarding haar eis heeft aangepast.
Het hof ziet geen aanleiding om deze eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van de vrouw zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
eerste griefricht zich tegen de duur van het door de voorzieningenrechter opgelegde wijkverbod, terwijl de vrouw met haar
tweede griefbetoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte aan de man geen contactverbod heeft opgelegd. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
De vrouw heeft in 2007 de relatie met de man verbroken vanwege het feit dat zij jarenlang ernstig door de man werd mishandeld. De man is volgens de vrouw zeer gewelddadig en vuurwapengevaarlijk. Toen de vrouw eerder, in het jaar 2000, de relatie wenste te verbreken heeft de man haar in haar been geschoten. Ook heeft hij haar in het verleden toen zij zwanger was van de trap af geduwd, met een miskraam tot gevolg.
Na de beëindiging van de relatie heeft de vrouw in diverse vrouwenopvangcentra verbleven en vervolgens is zij in [plaats] gaan wonen. Toen de man haar daar herhaaldelijk heeft lastiggevallen, is aan hem een straat- en contactverbod opgelegd. De man bleef zich evenwel ophouden in de buurt van de woning van de vrouw, zodat zij zich genoodzaakt voelde naar[woonplaats] te verhuizen. Ook daar heeft de man de vrouw bij haar woning opgezocht en is hij op enig moment door de politie uit deze woning verwijderd. De vrouw is daarop wederom verhuisd naar een nieuwe woning, in de wijk [adres]. Doch ook dit adres heeft de man weten te achterhalen waarna hij de vrouw aldaar heeft opgezocht en haar heeft mishandeld. Ook heeft hij bij die gelegenheid diverse goederen van de vrouw gestolen.
Van deze feiten heeft de vrouw op 5 juni 2013 aangifte bij de politie gedaan.
Nu de man tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij niet in de wijk [adres] hoeft te zijn en dat hij om die reden wel kan leven met een wijkverbod, ziet de vrouw geen enkele aanleiding om het wijkverbod te beperken tot slechts zes maanden.
Nu de man ter zitting in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij in de wijk[adres] feitelijk niets te zoeken heeft, zodat het door de vrouw gevorderde wijkverbod hem niet belemmert in zijn sociale en maatschappelijke leven, acht het hof een wijkverbod voor de duur van twee jaren, zoals door de vrouw gevorderd en waartegen de man geen verweer heeft gevoerd, in dit geval geïndiceerd.
De slotsom