ECLI:NL:GHARL:2013:7966

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 oktober 2013
Publicatiedatum
23 oktober 2013
Zaaknummer
200.133.332-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een wijk- en contactverbod in hoger beroep na ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van een vrouw tot oplegging van een wijk- en contactverbod tegen haar ex-partner. De vrouw had eerder in eerste aanleg bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel een kort geding aangespannen, waarin zij verzocht om een verbod voor de man om zich in haar wijk te begeven en om contact met haar op te nemen. De voorzieningenrechter had de man voor een periode van zes maanden een wijkverbod opgelegd, maar de vrouw was van mening dat dit onvoldoende was gezien de ernst van de situatie en de langdurige overlast die zij en haar minderjarige dochter van de man hadden ondervonden.

Het hof oordeelde dat de vrouw voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, gezien de ernstige inbreuken die de man op haar persoonlijke levenssfeer had gemaakt. De vrouw had in het verleden aangifte gedaan van mishandeling, bedreiging en andere strafbare feiten door de man. Ondanks dat de man in eerste aanleg had aangegeven dat hij niets in de wijk te zoeken had, was het hof van oordeel dat een wijkverbod voor de duur van twee jaar noodzakelijk was om de veiligheid van de vrouw en haar dochter te waarborgen. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en legde de man een wijk- en contactverbod op voor de duur van twee jaar, met een dwangsom van € 500,- per overtreding tot een maximum van € 10.000,-.

De beslissing van het hof benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak om slachtoffers te beschermen tegen hun daders. Het hof compenseerde de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak onderstreept het belang van adequate bescherming voor slachtoffers van geweld in de privésfeer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.133.332/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/140959 / KG ZA 13/243)
arrest in kort geding van de eerste kamer van 22 oktober 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
de vrouw,
advocaat: mr. T.H.I.M. Pierik, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
briefadres hebbende te [woonplaats],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring "De Kruisberg" te Doetinchem,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
de man,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 1 augustus 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (hierna: de voorzieningenrechter).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 29 augustus 2013 (met grieven).
2.2
Tegen de man is verstek verleend.
2.3
Vervolgens heeft de vrouw de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof op één dossier arrest bepaald.
2.4
De vordering van de vrouw luidt:
"
(…) bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet zulks toelaat, het vonnis van de Voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, d.d. 1 augustus 2013, te vernietigen en opnieuw rechtdoende in hoger beroep, eventueel onder verbetering en aanvulling van gronden, de man te verbieden zich te begeven in de wijk [adres]gedurende twee jaar na betekening van het vonnis, althans gedurende een periode welke uw gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren, en de man te verbieden op enigerlei wijze contact op te zoeken met de vrouw gedurende twee jaar na betekening van het vonnis, althans gedurende een periode welke uw gerechtshof in goede justitie vermeent te behoren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum tot € 10.000,-.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.2
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in 2007 door de vrouw beëindigd.
3.3
Op 3 september 2009 heeft de vrouw van de instelling Kadera een 'aware systeem' gekregen, ter bescherming tegen huiselijk geweld. De casemanager intensieve zorg Zwolle en medewerker Aware van Kadera vermeldt in haar brief van 4 juli 2013 ten aanzien van dit systeem:
"(…) [appellante] heeft dit systeem voor haar ex-partner [geïntimeerde]. Normaal is een aansluiting voor maximaal 1 jaar. De aansluiting op het aware systeem is nu 3 keer verlengd omdat dit voor haar veiligheid nodig was."
3.4
[in 2009] is het minderjarige kind van de vrouw, geen biologisch kind van de man, te weten[kind] geboren.
3.5
De vrouw heeft op 5 juni 2013 aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling, bedreiging, diefstal en huisvredebreuk gepleegd door de man op 31 mei 2013.

4.De vordering en de beslissing daarop in eerste aanleg

4.1
De vrouw heeft in eerste aanleg verzocht dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man verbiedt om zich met ingang van de dag van betekening van het vonnis te bevinden in de gemeente [adres], althans binnen een straal van vijftig meter rond de woning van de vrouw aan [adres], op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per overtreding met een maximum van € 20.000,-;
II. de man verbiedt om met ingang van de dag van betekening van het vonnis op enigerlei wijze contact met de vrouw te zoeken;
III. de man te veroordelen in de proceskosten.
4.2
De man heeft verweer gevoerd.
4.3
In het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter de man verboden gedurende zes maanden na betekening van het vonnis zich te begeven in de wijk[adres]. Voorts heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de man voor iedere keer dat hij handelt in strijd met het aan hem opgelegde wijkverbod aan de vrouw een dwangsom verbeurt van € 500,- tot een maximum van € 10.000,-. De voorzieningenrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, het meer of anders gevorderde afgewezen en de kosten van het geding tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1
Het hof stelt voorop dat de vrouw vanwege de (hierna te bespreken) voorgevallen incidenten en haar reële angst voor verdere confrontaties met de man een voldoende spoedeisend belang had en heeft bij de gevraagde voorzieningen in kort geding.
Voorts constateert het hof dat de vrouw in de appeldagvaarding haar eis heeft aangepast.
Het hof ziet geen aanleiding om deze eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Ter zake van de vordering van de vrouw zal derhalve recht worden gedaan op de gewijzigde eis.
5.2
De vrouw heeft in hoger beroep twee grieven opgeworpen. De
eerste griefricht zich tegen de duur van het door de voorzieningenrechter opgelegde wijkverbod, terwijl de vrouw met haar
tweede griefbetoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte aan de man geen contactverbod heeft opgelegd. Het hof ziet aanleiding de grieven gezamenlijk te bespreken.
5.3
De vrouw is van mening dat de voorzieningenrechter de duur van het wijkverbod ten onrechte heeft beperkt tot zes maanden. De vrouw stelt dat een wijkverbod van twee jaar noodzakelijk is om haar veiligheid en die van haar [kind] te waarborgen. Het belang van de vrouw en haar dochter bij een (langdurige) veilige en rustige omgeving dient volgens de vrouw te prevaleren boven het belang van de man om zich in de wijk [adres] te kunnen begeven. De vrouw stelt hiertoe het volgende.
De vrouw heeft in 2007 de relatie met de man verbroken vanwege het feit dat zij jarenlang ernstig door de man werd mishandeld. De man is volgens de vrouw zeer gewelddadig en vuurwapengevaarlijk. Toen de vrouw eerder, in het jaar 2000, de relatie wenste te verbreken heeft de man haar in haar been geschoten. Ook heeft hij haar in het verleden toen zij zwanger was van de trap af geduwd, met een miskraam tot gevolg.
Na de beëindiging van de relatie heeft de vrouw in diverse vrouwenopvangcentra verbleven en vervolgens is zij in [plaats] gaan wonen. Toen de man haar daar herhaaldelijk heeft lastiggevallen, is aan hem een straat- en contactverbod opgelegd. De man bleef zich evenwel ophouden in de buurt van de woning van de vrouw, zodat zij zich genoodzaakt voelde naar[woonplaats] te verhuizen. Ook daar heeft de man de vrouw bij haar woning opgezocht en is hij op enig moment door de politie uit deze woning verwijderd. De vrouw is daarop wederom verhuisd naar een nieuwe woning, in de wijk [adres]. Doch ook dit adres heeft de man weten te achterhalen waarna hij de vrouw aldaar heeft opgezocht en haar heeft mishandeld. Ook heeft hij bij die gelegenheid diverse goederen van de vrouw gestolen.
Van deze feiten heeft de vrouw op 5 juni 2013 aangifte bij de politie gedaan.
Nu de man tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij niet in de wijk [adres] hoeft te zijn en dat hij om die reden wel kan leven met een wijkverbod, ziet de vrouw geen enkele aanleiding om het wijkverbod te beperken tot slechts zes maanden.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Nu de man in eerste aanleg de door de vrouw gepresenteerde opsomming van concrete gevallen van overlast en bedreigingen slechts in algemene bewoordingen heeft betwist, dient het er voorshands voor te worden gehouden dat de man reeds jarenlang ernstige inbreuken maakt op de persoonlijke levenssfeer van de vrouw en haar minderjarige dochter. Ondanks het feit dat de vrouw diverse malen verhuisd is uit vrees voor de man, met als doel haar adres voor hem geheim te houden, heeft de man gedurende de afgelopen jaren telkenmale haar (nieuwe) adres weten te achterhalen en haar aldaar opgezocht, hetgeen de laatste keer in mei 2013 heeft geleid tot de aangifte van de vrouw jegens de man wegens mishandeling, diefstal, bedreiging en huisvredebreuk.
Nu de man ter zitting in eerste aanleg heeft aangegeven dat hij in de wijk[adres] feitelijk niets te zoeken heeft, zodat het door de vrouw gevorderde wijkverbod hem niet belemmert in zijn sociale en maatschappelijke leven, acht het hof een wijkverbod voor de duur van twee jaren, zoals door de vrouw gevorderd en waartegen de man geen verweer heeft gevoerd, in dit geval geïndiceerd.
5.5
Ook het reeds in eerste aanleg door de vrouw gevorderde contactverbod ligt naar het oordeel van het hof voor toewijzing gereed. Blijkens het procesdossier heeft de man (ook in eerste aanleg) geen onderbouwd verweer gevoerd tegen deze vordering van de vrouw, terwijl het door de man vertoonde gedrag dermate belastend voor de vrouw is dat een contactverbod gerechtvaardigd is.
De slotsom
5.6
Het hof zal om redenen van doelmatigheid (en nu de vrouw ook niet heeft gesteld dat zij belang houdt bij gedeeltelijke bekrachtiging in verband met verbeurde dwangsommen) het vonnis waarvan beroep geheel vernietigen en de man het door de vrouw gevorderde wijk- en contactverbod opleggen voor de duur van twee jaren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding met een maximum van € 10.000,-.
5.7
Het hof ziet in de omstandigheid dat partijen ex-partners zijn aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 1 augustus 2013;
en opnieuw rechtdoende:
verbiedt de man gedurende twee jaren na betekening van dit arrest zich te begeven in de wijk[adres];
verbiedt de man gedurende twee jaren na betekening van dit arrest middellijk of onmiddellijk contact op te nemen met de vrouw;
bepaalt dat de man voor iedere keer dat hij handelt in strijd met het aan hem opgelegde wijk- en/of contactverbod aan de vrouw een dwangsom verbeurt van € 500,-, tot een maximum van € 10.000,-;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep tussen partijen aldus dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, mr. L. Groefsema en mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 22 oktober 2013.