In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de ontbinding van een opleidingsovereenkomst tussen een leerling en AIS Vliegopleidingen B.V. De leerling had slechts fase één van de opleiding doorlopen, maar had daarvoor wel lesgeld betaald. Het hof oordeelde dat, gezien de ontbinding van de overeenkomst, er een verbintenis tot ongedaanmaking van de ontvangen prestaties bestond, zoals vastgelegd in artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekende dat de leerling recht had op terugbetaling van een deel van het lesgeld, omdat hij niet de volledige opleiding had gevolgd.
Het hof stelde vast dat de leerling recht had op terugbetaling van het lesgeld voor de niet gevolgde fases van de opleiding. De terugbetaling moest worden vastgesteld op basis van de waarde van de prestaties die het opleidingsbedrijf wel had geleverd, in overeenstemming met artikel 6:272 BW. Het hof concludeerde dat het bedrag dat door AIS Vliegopleidingen B.V. aan de leerling moest worden terugbetaald, deels afhankelijk was van de waarde van de geleverde vlieguren en lessen, en deels van de overheadkosten die het opleidingsbedrijf had gemaakt.
De zaak werd behandeld in hoger beroep, waarbij het hof een comparitie van partijen gelastte om de standpunten van beide partijen te horen en te peilen of er mogelijkheden voor een schikking waren. De comparitie vond plaats op 14 november 2013. Het hof benadrukte dat partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten toe te lichten en dat schriftelijke bescheiden tijdig moesten worden ingediend. De uitspraak van het hof vond plaats op 5 november 2013, waarbij de rechters de zaak in het openbaar bespraken.