In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete die door de Inspecteur is opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 12 juli 2011 tot en met 7 januari 2012, waarbij een bedrag van € 691 is opgelegd. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de verzuimboete na een bezwaarschrift van belanghebbende. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2013 in Leeuwarden zijn belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de naheffingsaanslag en de boete, en verzocht om vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en om een immateriële schadevergoeding. De Inspecteur verdedigde de opgelegde aanslag en boete en vroeg om bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende gebruik had gemaakt van de weg met een motorrijtuig tijdens een geldige schorsing van het kenteken. Het Hof bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de parkeercontroleur bevoegd was om de overtreding vast te stellen. De boete werd ook bevestigd, omdat belanghebbende geen gronden had aangevoerd die tot matiging zouden leiden. Het verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat het hoger beroep ongegrond was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 november 2013.