In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 september 2012, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 51 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2010. De Heffingsambtenaar van de gemeente [L] had de waarde vastgesteld op € 802.000, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 933,53. Belanghebbende betwistte deze waardebepaling en stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld, met argumenten over de stijging van de waarde ten opzichte van voorgaande jaren, de berekening van de inhoud van de woning, en de ligging van de onroerende zaak. In hoger beroep concludeert belanghebbende tot een waarde van circa € 328.000.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de zaak op 6 november 2013 behandeld. Tijdens de zitting op 15 oktober 2013 zijn belanghebbende en haar echtgenoot, alsook de vertegenwoordiger van de Heffingsambtenaar, mr. [B], en taxateur [C] verschenen. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd door de waarde te onderbouwen met een waardematrix, waarin vergelijkbare woningen zijn opgenomen. Het Hof concludeert dat de waarde van de onroerende zaak correct is vastgesteld en dat de argumenten van belanghebbende niet opwegen tegen de onderbouwing van de Heffingsambtenaar. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.