In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 5 februari 2013, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende gegrond verklaarde voor een deel en het beroep tegen een eerdere uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van nihil had opgegeven. De Inspecteur verklaarde belanghebbende niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, wat leidde tot de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank oordeelde dat het tweede bezwaarschrift, dat door de Inspecteur op 31 oktober 2011 was ontvangen, als beroepschrift had moeten worden aangemerkt en had moeten worden doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2012 en verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 17 oktober 2013 in Arnhem was belanghebbende niet aanwezig, maar de Inspecteur verdedigde zijn standpunt. Het Hof oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank juist was en dat het schrijven van 31 oktober 2011 buiten de beroepstermijn was ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 november 2013.