In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [A] B.V. en [B] B.V., over de betaling van facturen en de ontbinding van contracten. [A] B.V. vorderde betaling van haar facturen, die in totaal € 300.326,84 bedroegen, na het niet betalen door [B] B.V. van deze facturen vanaf maart 2009. [A] B.V. had de contracten ontbonden, maar [B] B.V. voerde aan dat zij de betaling had opgeschort vanwege boekhoudkundige fraude gepleegd door een van de bestuurders van [A] B.V. Het hof oordeelde dat [B] B.V. gerechtigd was om de betaling op te schorten, omdat [A] B.V. in verzuim was geraakt door de frauduleuze handelingen van haar bestuurder. Het hof bevestigde dat de ontbinding van de contracten door [A] B.V. niet rechtsgeldig was, omdat er geen verzuim aan de zijde van [B] B.V. was. De rechtbank had eerder de vordering van [A] B.V. tot betaling van de facturen toegewezen, maar de overige vorderingen afgewezen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente en de veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het hof oordeelde dat [B] B.V. geen wettelijke handelsrente verschuldigd was tot de ontvangst van de facturen in september 2009, en dat [A] B.V. ook geen recht had op buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan [B] B.V.