ECLI:NL:GHARL:2013:944

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
KS 24-001724-12 15 februari 2013
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige door buurman met misbruik van vertrouwen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De verdachte, een 28-jarige buurman, is schuldig bevonden aan ontucht met een 15-jarig meisje. De verdachte had een vertrouwensrelatie met het slachtoffer, die in een kwetsbare gezinssituatie verkeerde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt. Daarnaast is een werkstraf van 240 uur opgelegd. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 2.000,00 gevorderd, welke door het hof integraal is toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om zich te melden bij de reclassering en zich onder behandeling te stellen van een instelling voor zedendelinquenten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksuele misbruik.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-001724-12
Uitspraak d.d.: 15 februari 2013
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 20 juli 2012 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1983],
wonende te [woonplaats], [adres].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en dat verdachte een behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instantie zal ondergaan, en tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.G.H. van der Kolk, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 04 januari 2011 te [plaats], met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
  • zijn tong in de mond van die [benadeelde] gebracht en/of
  • zijn vingers/hand in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en/of
  • die [benadeelde] gestreeld over haar vagina en elders over haar lichaam.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 januari 2011 te [plaats], met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
  • zijn tong in de mond van die [benadeelde] gebracht en
  • zijn vingers in de vagina van die [benadeelde] gebracht en
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] gebracht en
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en
  • die [benadeelde] gestreeld over haar vagina en elders over haar lichaam.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman van verdachte strafvermindering bepleit in verband met de omstandigheid dat de schriftelijke verslaglegging van het verhoor van [benadeelde] van 11 maart 2011 niet overeenstemt met hetgeen op de audiovisuele opnamen van dit verhoor blijkt.
Aan de hand van het ter beschikking gestelde beeldmateriaal heeft het hof in raadkamer de opnamen van het verhoor van [benadeelde] bekeken en de bezwaren van de raadsman getoetst. Uit dit onderzoek is het hof gebleken dat er geen sprake is van een letterlijke maar van een zakelijke en bovendien adequate weergave van hetgeen tijdens de verhoren is gezegd. Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Derhalve ziet het hof in hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding de op te leggen straf te matigen.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het op 14 december 2011 bij [benadeelde] afgenomen verhoor - overeenkomstig de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik van het college van procureurs-generaal (2010A026) -
door een daartoe opgeleide studioverhoorder had dienen te geschieden. Nu dit niet is gebeurd is er sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Wat betreft het hieraan te verbinden rechtsgevolg zal het hof, met inachtneming van de wettelijke beoordelingsfactoren van artikel 359a, tweede lid, Sv en de omstandigheden van het geval, volstaan met de enkele vaststelling dat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu gesteld noch gebleken is dat verdachte hiervan enig nadeel heeft ondervonden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met [benadeelde], een destijds 15-jarig meisje. Verdachte was ten tijde van het delict bijna 28 jaren oud. Er was dus een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen hem en [benadeelde]. Mede door omstandigheden in haar eigen gezin verkeerde [benadeelde] in een kwetsbare positie. Verdachte was op de hoogte van de thuissituatie van [benadeelde]. Verdachte was destijds haar buurman en verdachte kende [benadeelde] al gedurende meerdere jaren. Verdachte heeft zich voorgedaan als een persoon met een luisterend oor. Door te handelen als is bewezen verklaard heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld. Daarnaast heeft verdachte miskend dat minderjarigen bescherming behoeven tegen seksuele benadering door volwassenen en dat zij moeten kunnen rekenen op die bescherming. Verdachte heeft zich daarvan geen rekenschap gegeven en heeft zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen (lust)gevoelens.
Door te handelen als is bewezen verklaard heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich kan brengen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Volgens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 12 december 2012 is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Voorts heeft het hof bij de strafoplegging de rapportage van de reclassering d.d. 25 mei 2012 in aanmerking genomen. Daarin adviseert de reclassering dat verdachte naast verplicht reclasseringscontact, als bijzondere voorwaarde in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf, zich onder behandeling zal stellen stellen van de AFPN of een soortgelijke instelling, teneinde zich ambulant te laten behandelen in het kader van de training zedendelinquenten.
Het hof betrekt in zijn oordeel eveneens dat ter zitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte de verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedraging en het ongeoorloofde ervan inziet.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden. De voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf en de proeftijd dienen als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan. Het hof acht daarnaast oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, aangewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Genoegzaam is komen vast te staan dat het slachtoffer door de (onbeschermde) seks met de verdachte immateriële schade in de vorm van aantasting van de persoon heeft geleden. Het feit heeft voor haar angst, verdriet, boosheid, vrees voor zwangerschap en, mede in het licht van hetgeen de verdacht ter zitting van het hof daaromtrent heeft verklaard, naar moet worden aangenomen chlamydia teweeggebracht. Dit laatste heeft er voor het slachtoffer in geresulteerd dat zij medicatie heeft moeten slikken en heeft moeten vrezen voor (blijvende) onvruchtbaarheid.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat, in aanmerking genomen het gevoerd verweer en de onderbouwing daarvan, de vordering van het slachtoffer integraal toewijsbaar is.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of t.b.v. vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs a.b.i. art. 1 Wet o/d identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende ten hoogste de proeftijd onder behandeling zal stellen van de AFPN of een soortgelijke instelling, teneinde zich ambulant te laten behandelen in het kader van de training zedendelinquenten, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende ten hoogste de proeftijd te melden bij VNN reclassering, op de aan hem opgedragen data, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. T.M.L. Wolters en mr. J.F. Aalders, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Samplonius, griffier,
en op 15 februari 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.F. Aalders is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.