ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0213

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.108.258/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapsplan en zorgregeling na echtscheiding met Bureau Jeugdzorg

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 januari 2013, gaat het om een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de zorg voor hun twee kinderen centraal staat. De rechtbank Leeuwarden had eerder op 21 maart 2012 bepaald dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw zou zijn, met een zorgregeling voor de man. De man heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen en een co-ouderschapsregeling te treffen, zodat de kinderen evenveel contact met beide ouders zouden hebben. De rechtbank had de man ook verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen.

Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de echtscheidingsstrijd tussen de ouders ernstige gevolgen had voor de kinderen, die onder toezicht waren gesteld vanwege gedragsproblemen. Bureau Jeugdzorg (BJZ) was betrokken bij de zaak en heeft aangegeven dat de ouders hun conflicten moeten oplossen in het belang van de kinderen. Het hof heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om met behulp van BJZ een ouderschapsplan op te stellen, om zo een constructieve oplossing te vinden voor de zorgregeling.

Het hof heeft besloten dat de zaak opnieuw behandeld zal worden op 26 april 2013, waarbij een voortgangsverslag van BJZ zal worden verwacht. Het hof benadrukt dat de ouders enige flexibiliteit moeten tonen in de opvoeding van de kinderen en dat het belangrijk is om een goede samenwerking te hebben voor het welzijn van de kinderen. De beslissing van het hof is een poging om de ouders te stimuleren hun verantwoordelijkheden als ouders serieus te nemen en samen te werken aan een oplossing die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

Beschikking d.d. 22 januari 2013
Zaaknummer 200.108.258
HET GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Vestiging Leeuwarden
Beschikking in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Belanghebbende:
Bureau Jeugdzorg Friesland,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
hierna te noemen: BJZ.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 21 maart 2012 (zaaknummer 109888 / FA RK 11-115) heeft de rechtbank Leeuwarden het hoofdverblijf van de minde[kind 1]n [kind 1], geboren [in 20[kind 2]n [kind 2], geboren [in 2006] bij de vrouw bepaald en een zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld, inhoudende dat de kinderen eens in de twee weken van donderdag na school tot maandag naar school bij de man verblijven alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. Daarnaast heeft de rechtbank aan de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen opgelegd van € 467,50 per kind per maand vanaf de dag van ontbinding van het huwelijk van partijen (te weten: 16 februari 2012) tot 1 juli 2012, van € 443,-- per kind per maand vanaf 1 juli 2012 tot 31 december 2012 en van € 467,50 per kind per maand vanaf 31 december 2012. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 14 juni 2012, heeft de man verzocht de beschikking van 21 maart 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende, uitvoerbaar bij voorraad, de verzorging- en opvoedingstaken zo te verdelen dat de kinderen evenveel contact hebben met de man als met de vrouw, als hiervoor verwoord onder punt 85 van het beroepschrift en de bijdrage die de man dient te voldoen aan de vrouw in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen daarop af te stemmen zoals (bij voorwaardelijke grief) verwoord onder punt 86 van het beroepschrift.
Onder punt 85 van het beroepschrift verzoekt de man:
- primair een co-ouderschapsregeling/zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen in week 1 van donderdag 12.00 uur tot en met maandag 12.00 uur en in week 2 van donderdag 12.00 uur tot en met zaterdag 18.00 uur bij de man verblijven dan wel een verdeling die het hof in het belang van de kinderen acht;
- subsidiair een co-ouderschapsregeling/zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen zeven dagen aaneengesloten bij de ene ouder en zeven dagen aaneengesloten bij de andere ouder verblijven, waarbij de wisseling via school verloopt, dan wel een verdeling die het hof in het belang van de kinderen acht;
- indien het primaire of subsidiaire verzoek wordt toegewezen, te bepalen dat het hoofdverblijf van [kind 2] bij de man is;
- te bepalen dat partijen in het kader van co-ouderschap gezamenlijk de kosten van de kinderen voldoen, waarbij de man tweemaal de helft van de behoefte van de kinderen aan de vrouw zal voldoen, dan wel in het geval van een (afgezwakte) vorm van co-ouderschap dat de ouder bij wie het kind het hoofdverblijf heeft, de kosten van dit kind zal voldoen;
- meer subsidiair de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling uit te breiden met eenzelfde verdeling als hetgeen primair of subsidiair door de man is verzocht, dan wel met zodanige inhoud als het hof in het belang van de kinderen acht.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 30 augustus 2012, heeft de vrouw het verzoek bestreden en verzocht de man in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel hem de ingestelde verzoeken te ontzeggen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen onder gelijktijdige afwijzing van de voorwaardelijke grief ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van
20 juni 2012 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad), waarin de raad aangeeft niet over relevante rapportage/adviezen te beschikken, een brief van 19 september 2012 met bijlagen en een brief van 22 oktober 2012 met bijlagen, beide van BJZ.
Ter zitting van 22 november 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en mevrouw mr. Polak en mevrouw [namens BJZ] namens BJZ. Namens de raad is - in het kader van zijn adviserende taak - de heer [namens de raad] verschenen.
Mr. Nijenhuis en mr. Polak hebben ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotities. Daarnaast heeft mr. Nijenhuis - met toestemming van het hof - ter zitting het eindverslag van IAG Noord met betrekking tot [kind 1] en [kind 2] overgelegd.
De beoordeling
De nagekomen stukken
1. Door mr. Nijenhuis is aan het hof op 12 november 2012 een brief met bijlagen (te weten: bijlage I t/m XIII) gezonden. In deze brief heeft de man onder meer zijn verzoek in hoger beroep vermeerderd. De man verzoekt bij aanvullend verzoek:
- primair om het hoofdverblijf van beide kinderen bij hem te bepalen en tussen de vrouw en de kinderen een zorgregeling vast te stellen waarbij de kinderen eens per veertien dagen vier dagen bij de vrouw zijn;
- indien het primaire verzoek wordt toegewezen, te bepalen dat de man geen bijdrage meer aan de vrouw hoeft te voldoen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen;
- subsidiair een zorgregeling te bepalen waarbij de ouders beide kinderen om de week bij zich hebben;
- indien het subsidiaire verzoek wordt toegewezen, te bepalen dat het hoofdverblijf van [kind 2] (enkel om financiële redenen) bij de man is en te bepalen dat de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijf heeft ook de kosten van dit kind voldoet waarbij de man aan de vrouw de helft van de behoefte van de kinderen voldoet ten behoeve van [kind 1] die bij de vrouw zijn hoofdverblijf heeft.
2. Het hof heeft ter zitting reeds medegedeeld slechts kennis te zullen nemen van het aanvullend verzoek van de man en geen acht te zullen slaan op de rest van de inhoud van de brief van 12 november 2012 en de bijlagen I t/m XIII, nu deze brief met bijlagen niet in afschrift naar BJZ en de raad is gezonden, mr. Rouwé-Danes hiertegen bezwaar heeft gemaakt, mr. Nijenhuis zich in deze brief een nadere schriftelijke ronde heeft toegeëigend die hem door het hof niet is gegeven, en deze omvangrijke stukken eerder in het geding gebracht hadden kunnen worden en derhalve in strijd met het procesreglement zonder noodzaak op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn overgelegd.
De vaststaande feiten
3. Partijen zijn [in 2002] met elkaar gehuwd. Uit dit huwelijk zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Partijen oefenen van rechtswege het gezamenlijk gezag uit over de kinderen.
4. De man heeft de rechtbank bij inleidend verzoekschrift, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen [in 2011], verzocht om de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
5. De vrouw heeft de rechtbank bij verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 15 juni 2011, verzocht:
I. het verzoek van de man om de echtscheiding uit te spreken toe te wijzen;
II. partijen te gelasten over te gaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van een boedelnotaris en een onzijdig persoon als naar wet;
III. te bepalen dat de man aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 440,-- per kind per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, telkens voor de eerste van de maand;
IV. te bepalen dat de man aan de vrouw zal betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud een bedrag van € 500,-- per maand, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, bij vooruitbetaling te voldoen, telkens voor de eerste van de maand.
6. De man heeft de rechtbank bij verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 11 augustus 2011, verzocht:
- het zelfstandig verzoek van de vrouw tot bepaling van een door hem aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen af te wijzen voor zover het een bedrag van € 510,-- overschrijdt;
- het verzoek van de vrouw tot bepaling van partneralimentatie af te wijzen;
- het verzoek onder II toe te wijzen.
7. De vrouw heeft de rechtbank bij aanvullend c.q. gewijzigd zelfstandig verzoek, bij de griffie van de rechtbank binnengekomen op 13 oktober 2011, verzocht:
I. te bepalen dat de kinderen voortaan hun hoofdverblijf bij de vrouw zullen hebben;
II. te bepalen dat de man de kinderen een weekend in de veertien dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij zich kan hebben, althans een zorgregeling vast te stellen als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren, alsmede de invulling van de vakanties en feestdagen op te nemen in de te geven beschikking;
III. de man te veroordelen om aan de vrouw te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen een bedrag van € 467,50 per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bijdrage;
IV. de man te veroordelen tot betaling aan de vrouw het bedrag van € 1.000,-- netto per maand als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bijdrage.
8. Bij beschikking van 26 oktober 2011 heeft de rechtbank - kort gezegd - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, partijen gelast over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap, de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hoofdverblijfplaats en zorgregeling) betreffende de kinderen en iedere verdere beslissing aangehouden.
9. Het huwelijk van partijen is [in 2012] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
10. De raad heeft de rechtbank bij rapportage van 3 februari 2012 geadviseerd het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw te bepalen en een zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen. Bij die rapportage heeft de raad de kinderrechter verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen van BJZ voor de periode van één jaar.
11. Bij beschikking van de kinderrechter van 7 maart 2012 zijn [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van BJZ voor de duur van één jaar.
12. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder 'Het geding in eerste aanleg'. Het hoger beroep van de man richt zich tegen deze beslissing.
De overwegingen
13. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de echtscheidingsstrijd tussen partijen nog onverminderd voortduurt. De kinderen zijn onder toezicht gesteld vanwege scheefgroei in hun sociaal-emotionele, cognitieve en persoonlijkheidsontwikkeling. Zij laten internaliserende en externaliserende gedragsproblemen zien. Dit is mede het gevolg van de hevige echtscheidingsstrijd tussen de ouders. Vanuit school is er een zorgmelding gedaan. De hulpverlening maakt zich zeer ernstige zorgen. De raad heeft ter zitting aangegeven dat de ouders zich moeten schamen en BJZ ziet alleen maar scenario's met ruziënde ouders omdat de ouders niet naar hun eigen aandeel kijken en niet in staat zijn hun echtscheidingsstrijd en persoonlijke geschillen aan de kant te zetten in het belang van de kinderen.
14. Het hof ziet in hetgeen ter zitting naar voren is gebracht aanleiding om partijen in de gelegenheid te stellen om (alsnog) hun verantwoordelijkheid als ouders te nemen en met behulp van BJZ een ouderschapsplan op te stellen. Indien partijen met elkaar een ouderschapsplan zouden kunnen opstellen, bestaat er wellicht vertrouwen in dat er rust komt voor de kinderen. Het hof acht het zorgelijk dat, zoals BJZ ter zitting heeft aangegeven, er in de onderhavige zaak sprake dient te zijn van externe druk om een doorbraak te forceren in het belang van de kinderen. Indien er in de visie van BJZ sprake is van onvoldoende inzet van (één van) partijen, kan BJZ de zaak vervroegd aanbrengen bij het hof. In dat geval acht het hof de aanwezigheid van de raad ter zitting weer zeer wenselijk.
15. Het is voor het hof evident dat in de onderhavige zaak de oplossing niet enkel kan worden gezocht in het (minutieus) vastleggen van afspraken in een ouderschapsplan. De verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] door zowel de man als door de vrouw brengt met zich dat er van de ouders enige flexibiliteit (van geest) mag worden verlangd om onvoorziene zaken het hoofd te bieden. In dat kader noemt het hof als (goed) voorbeeld dat [kind 2] van de man op zijn verjaardag aan de vrouw zijn nieuwe fiets mocht laten zien, terwijl [kind 2] op dat moment bij de man verbleef.
16. Het hof zal bepalen dat de zaak opnieuw zal worden behandeld ter zitting van het hof van 26 april 2013 om 12.15 uur. Voorafgaand aan de zitting wenst het hof van BJZ een voortgangsverslag te ontvangen, welk voortgangsverslag door BJZ in afschrift aan partijen en de raad dient te worden gezonden. Partijen en de raad zullen ter zitting door het hof in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op het voortgangsverslag van BJZ.
Slotsom
17. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
bepaalt dat de zaak opnieuw zal worden behandeld ter zitting van het hof van
26 april 2013 om 12.15 uur;
stelt BJZ in de gelegenheid om voorafgaand aan de zitting het voortgangsverslag aan het hof toe te zenden, welke eveneens in afschrift aan partijen en de raad dient te worden gezonden;
stelt partijen en de raad in de gelegenheid om ter zitting op het voortgangsverslag van BJZ te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, voorzitter,
G.M. van der Meer en Kuiken, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 januari 2013 in bijzijn van de griffier.