ECLI:NL:GHARL:2013:BZ1919

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
200.113.332
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gezamenlijke uitoefening van het gezag en schoolkeuze voor een kind

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een geschil tussen ouders over de schoolkeuze voor hun kind, dat onder gezamenlijke uitoefening van het gezag staat. De moeder is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo, waarin was bepaald dat het kind de openbare school [naam school 2] zou bezoeken. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en te bepalen dat het kind de school [naam school] zal bezoeken.

De vader heeft het verzoek van de moeder bestreden en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waarbij het in aanmerking neemt dat de vader zich bij de schoolkeuze laat leiden door religieuze motieven, terwijl de moeder een breder scala aan overwegingen meeneemt, waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind en praktische aspecten zoals de afstand tot de school.

Het hof overweegt dat het in het belang van het kind wenselijk is om een school te kiezen die dichtbij huis is, zodat het kind gemakkelijk sociale contacten kan onderhouden. De moeder heeft overtuigende argumenten aangedragen voor haar keuze voor [naam school], die ook rekening houdt met de islamitische achtergrond van het kind. Het hof komt tot de conclusie dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd en dat het kind de school [naam school] in [woonplaats van de moeder] zal bezoeken. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.113.332
(zaaknummer rechtbank 130374)
beschikking van de familiekamer van 10 januari 2013
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen “de moeder”,
advocaat: mr. W.G. ten Brummelhuis te Oldenzaal,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep, verder te noemen “de vader ”,
advocaat: mr. J.F. Sabaroedin te Enschede.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo van 31 augustus 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 17 september 2012, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en te bepalen dat de na te noemen [het kind] de school [naam school] zal bezoeken, dan wel opnieuw te beschikken zoals het hof juist acht, kosten rechtens.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 oktober 2012, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden. De vader verzoekt het hof het verzoek in hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2012 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De Raad voor de Kinderbescherming is met berichtgeving vooraf niet verschenen.
2.4 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] (Duitsland) [het kind] (verder te noemen “[het kind]”) geboren.
De vader heeft [het kind] erkend. Partijen oefenen samen het gezag uit over [het kind]. [het kind] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Almelo op 13 juli 2012, heeft de vader verzocht te beslissen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat [het kind] de openbare school [naam school 2] dan wel de openbare school [naam school 3] zal gaan bezoeken vanaf september 2012. De moeder heeft schriftelijk en mondeling verweer gevoerd.
3.3 Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter bepaald dat [het kind] de openbare school [naam school 2] zal bezoeken.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen ouders ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent aan de rechter voorleggen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2 Het hof acht het in het belang van [het kind] wenselijk dat zij de school [naam school] in [woonplaats van de moeder] zal bezoeken. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de stukken komt naar voren dat de vader zich bij de schoolkeuze voor [het kind] hoofdzakelijk laat leiden door religieuze motieven; hij is op grond van zijn islamitische geloofsovertuiging van mening dat het niet in het belang van [het kind] is om te kiezen voor de Rooms-Katholieke Basisschool [naam school], maar voor de openbare school [naam school 2].
De moeder laat zich in de schoolkeuze niet alleen leiden door religieuze overwegingen, maar weegt de sociaal-emotionele ontwikkeling van [het kind], de praktische en verkeersveilige aspecten en het algemene prestatieniveau van de school in haar keuze mee. Zo heeft [het kind], aldus de moeder, al veel vriendjes en vriendinnetjes vlakbij wonen die naar [naam school] gaan, maakt de kortere afstand van het huis van [het kind] tot [naam school] het eenvoudig om speelafspraken na school te maken, zijn de algemene schoolresultaten van de kinderen op [naam school] bij de Citotoets goed en zal de zoon van de moeder en haar nieuwe partner naar een kinderdagverblijf vlakbij [naam school] gaan. Ook heeft de moeder bij de schoolkeuze aandacht voor de islamitische achtergrond van [het kind]; op [naam school] wordt geen traditioneel geloofsonderwijs gegeven, maar het algemene vak Levensbeschouwing, waarin kennis wordt gemaakt met verschillende religies, en op [naam school] is men bereid [het kind] vrij te geven indien de vader met haar een islamitisch feest wil vieren.
Naar het oordeel van het hof heeft de moeder voldoende steekhoudende argumenten gegeven die in het voordeel van een keuze voor [naam school] pleiten. Nu het in het belang van de sociaal-emotionele ontwikkeling van [het kind] wenselijk is om haar een school zo dicht mogelijk bij huis te laten bezoeken, heeft een schoolkeuze in de buurt ook vanuit praktische en verkeersveilige overwegingen de voorkeur. [naam school] is bovendien bereid rekening te houden met de islamitische achtergrond van [het kind], en [het kind] kan ook op [naam school] in aanraking komen met islamitische leerlingen (1,3% van de leerlingen heeft een islamitische achtergrond). Onder deze omstandigheden zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en bepalen dat [het kind] de school [naam school] in [woonplaats van de moeder] zal bezoeken.
5. De slotsom
5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
5.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Almelo van 31 augustus 2012, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [het kind] de school [naam school] in [woonplaats van de moeder] zal bezoeken;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, A. Roelvink-Verhoeff en A.J.H. Blaisse-Ozinga, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier, en is op 10 januari 2013 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.