Gerechtshof Arnhem Leeuwarden
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 24-002447-11
Uitspraak d.d.: 8 maart 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 17 november 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1992],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 22 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor de feiten 1 tot en met 7 tot een gevangenisstraf van 8 jaren en zes maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen en daarbij telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. Manders, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom dient het vonnis waarvan beroep met overneming en aanvulling van die gronden te worden bevestigd, behalve voor zover het betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Verdachte is tijdens de behandeling in hoger beroep teruggekomen op zijn eerdere ontkennende verklaringen. Hij heeft ter terechtzitting van het hof d.d. 22 februari 2013 ten aanzien van alle ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde feiten een bekennende verklaring afgelegd. In de later eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zal de bewijsconstructie van de rechtbank met deze bekennende verklaring van verdachte worden aangevuld.
Gezien het vorenstaande zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en zal in zoverre opnieuw worden rechtgedaan.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan zes gewapende overvallen dan wel pogingen daartoe en twee gevallen van voorbereidingshandelingen voor overvallen. Overvallen worden door slachtoffers in het algemeen als zeer ingrijpend ervaren en hebben gewoonlijk grote nadelige psychische gevolgen. Dat dit ook geldt voor slachtoffers in deze zaak blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaringen die ter zitting door de voorzitter zijn voorgelezen. Bovendien worden gevoelens van angst en onveiligheid door dergelijke feiten in de samenleving versterkt. De rechtsorde raakt hierdoor ernstig geschokt. Daarom staat de strafoplegging niet alleen in het teken van de vergelding van toegebracht leed maar ook in het teken van generale preventie.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 januari 2013 - eenmaal eerder onherroepelijk terzake van vermogensdelicten is veroordeeld.
Verdachte heeft zich aanvankelijk - bij de politie en ter zitting bij de rechtbank - grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen en heeft verder de ten laste gelegde feiten ontkend. Gedurende de behandeling in hoger beroep is verdachte hierop teruggekomen. Ter zitting van het hof d.d. 22 februari 2013 heeft verdachte een volledige bekennende verklaring afgelegd en - naar de indruk van het hof - oprechte spijt betuigd. Verdachte heeft er blijk van gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien. Het hof heeft dit ten gunste van verdachte meegewogen. De ernst van de feiten laten in dit geval echter niet veel ruimte om in het voordeel van verdachte af te wijken van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf (negen jaren).
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur moet worden opgelegd. Conform de eis van de advocaat-generaal zal het hof een gevangenisstraf van 8 jaren en 6 maanden aan verdachte opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 46, 57 en 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. P.W.J. Sekeris, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. J.A.A.M. van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 8 maart 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.